dezen dienst. Zij inspecteerde onze passen en gaf, nadat ook de dokter zijn werk h'ad gedaan, toestemming tot het binnenvaren in de haven en het aan wal gaan van de passagiers.

Deze Japansche dame, Mrs. Shigetani, vertelde mij, dat ze reeds 15 jaar deze verantwoordelijke positie bekleedde en dat zij de eenige vrouw in Japan was, die een dergelijke functie vervult.

Onze gezagvoerder verzekerde mij, dat hij met geen van de andere havenmeesters zoo prettig werkte als met deze vlotte vrouw, ook al, omdat zij het Engelsch vloeiend sprak en geen tolk noodig had, wat bij alle andere havenmeesters wel het geval was.

Door deze ervaringen hoopvol gestemd ten opzichte van de positie van de Japansche vrouw, ving ik vanuit Kobé mijn reis aan door dit sprookjesland, doch al heel gauw bemerkte ik, dat het leven van de Japansche vrouw alles behalve een sprookje was.

Ondanks de vrijheid, die ze geniet met betrekking tot het uitoefenen van beroepsarbeid, is zij nog steeds zeer onderworpen aan den man; hij heer en meester en zij de gehoorzame dienaresse. Zoo b.v. heeft de man volkomen het recht om er concubines op na te houden, zooals ik in mijn vorig artikel reeds schreef.

Zijn echtgenoote heeft dit te aanvaarden. Gelukkig is, onder den invloed van de vrouwen, door de commissie, die een wijziging van de strafwetten voorbereidt, een voorstel ingediend om dit euvel te doen verdwijnen. Men betwijfelt echter ten zeerste of het eenige kans van slagen zal hebben. Ik hoop echter, dat de invloed van de vrouwenbeweging zóó groot zal blijken te zijn, dat het wetsvoorstel wordt aangenomen.

De onderworpenheid van de vrouw, het beschouwen van haar als het individu, dat hem ter wille moet zijn, hem moet dienen, vindt men zelfs in die gezinnen — hoewel niet in zoo'n sterke mate —, waar de vrouw ook uit werken gaat en het gezin dus mede afhankelijk is van haar verdiensten. En de vrouw uit het volk weet niet beter of het hoort zoo en draagt dit met berusting.

Een sterk staaltje van hoe de man zich ver boven de vrouw verheven voelt is wel het volgende, waarover

i'k me steeds geërgerd heb : Als man, vrouw en kinderen uit spazieren gaan, draagt de vrouw de baby met zich mee op den rug — ook bij haar huishoudelijken- of straat-arbeid doet ze dit — en de man loopt met één der andere kinderen aan de hand. Is dit laatste kind moe en wil het gedragen worden dan neemt de moeder het als vanzelfsprekend op den arm, draagt dus twee kinderen terwijl de man er niet overdenkt een der kinderen van haar over te nemen. In dit opzicht staat de Japansche vrouw gelijk met de Javaansche, die ter passer tijgt met zware manden of zakken op den rug, terwijl de man er strootjes rookende naast loopt.

De Japansche meisjes worden niet toegelaten tot de Rijksuniversiteiten. Wel mogen zij de lagere- en de middelscholen bezoeken, doch niet de Hoogescholen.

Vele vooraanstaande vrouwen hebben toen particuliere scholen voor Hooger Onderwijs opgericht om aan de meisjes de gelegenheid te geven langs anderen weg dezelfde kennis op te doen als de jongens.

Aan de examens, die men den jongens na afloop van hun studie afneemt, mogen de meisjes gelukkig ook deelnemen. Zij krijgen echter geen bul of diploma van de universiteit, doch slechts een certificaat, dat haar evenwel het recht geeft om praktijk uit te oefenen. Zoo heeft Japan op het oogenblik tal van vrouwelijke doctoren, die aan particuliere inrichtingen hebben gestudeerd, een groote praktijk hebben en aan het hoofd van ziekenhuizen staan, welke echter niet door het gouvernement zijn opgericht, doch door particulieren in het leven zijn geroepen.

Ik bezocht eenige daarvan, vergezeld d'oor Mrs. Gauntlett vice-presidente der „Christian Japan Woman's Suffrage Association", tevens presidente van de ,,Pan-Pacific Womans Association" en van de „Woman's Peace Association". Deze Japansche dame, die met een Engelschman getrouwd is — vandaar haar Engelsche naam — en in Japan om haar prestaties ieders sympathie en bewondering geniet, leidde mij in Tokyo rond en liet mij inrichtingen bezichtigen, die d'oor vrouwen waren tot stand gebracht.