der schoolhoofden, die, omdat zij geen of slechts enkele lesuren hadden, telkens een klasse kwamen binnenvallen en het onderwijs verstoorden en den klasse-onderwijzers den indruk gaven, alsof zij zonder hun controle niet in staat waren behoorlijk onderwys te geven.

Het spreekt vanzelf dat op de lagere scholen, waar de eerste drie klassen slechts tot 11 uur les hebben, % leerkrachten noodig zijn, en dan kan hier alleen sprake zijn van de scholen met een volledige bezetting, want alleen op deze scholen kan men % leerkrachten aanstellen, die om 11 uur naar huis gaan. Ik geloof niet dat in Indiƫ nog zulke lagere scholen te vinden zijn. Ik zou een school kunnen noemen waar voor zeven klassen slechts twee onderwijskrachten waren. Deze toestand heeft ongeveer 2 jaar geduurd, toen men eindelijk besloot tot een derde leerkracht. Dat men voor de 3 laagste klassen graag vrouwelijke leerkrachten neemt is begrijpelijk, omdat men een vrouw beter in staat acht, om met de kleintjes om te gaan, dan een man, maar het is nergens gebleken, dat de onderwijzeres minder geschikt is voor de hoogere klassen; waarom daar dan alleen mannelijke leerkrachten voor in aanmerking te doen komen? Omdat ze een gezin moeten onderhouden kan de reden niet zijn, want er zijn verscheidene onderwijzers, die ongetrouwd zijn en dus gelijkgesteld dienen te worden met de ongehuwde onderwijzeres. Het spreekt vanzelf, dat wij de ongehuwde onderwijzers, die kostwinners zijn van een moeder, broers en zusters enz. uitzonderen doch onder de ongehuwde onderwijzeressen vindt men ook kostwinsters en deze kunnen alleen als % leerkracht worden aangesteld, zoodat hun inkomen beneden dat van de mannelijke ongehuwde kostwinners blijft. Als men bedenkt, dat van het kleine salaris, dat een % leerkracht in de nieuwe salarisregeling is toegedacht nog korting af moet voor het pensioen en voor het weduwen- en weezenfonds (waarvan zijzelf nooit kan profiteeren), dan geloof ik, dat ik mij niet aan overdrijving schuldig maak, als ik beweer, dat van dat inkomen, nadat er kost en inwoning van betaald is, niet veel overblijft voor kleeding, ontspanning e.d.

Ik hoop van harte dat de Regeering Haar cijfers zal herzien, en die, welke

voorgesteld zijn door de C.v.G.O., zal overnemen.

S. van Overveldt-Biekart. Bandoeng 1937.

UIT DE AFDEELINGEN. BANDOENG.

Bestuursmutatie.

Tot ons groot leedwezen zag Mevrouw M. A. H. de Vos-Suermondt zich wegens ziekte genoodzaakt haar functie als presidente onzer afdeeling neer te leggen.

Van deze plaats zeggen wij Mevrouw de Vos nog gaarne dank voor al hetgeen zij voor onze afdeeling heeft gedaan en wenschen wij haar van harte een spoedig herstel toe.

Onze vice-presidente, Mevrouw W. Dommisse-van Alphen de Veer, zal voorloopig deze plaats vervullen, totdat er een andere presidente zal zijn gevonden.

Wegens vertrek naar Medan heeft Mevrouw C. Fleischer-Schild als 2e secretaresse bedankt. In haar plaats werd Mejuffrouw Dr. B. J. Karsten bereid gevonden deze plaats in te nemen.

*

VERSLAG LEZING Hr SCHOTMAN

GELIJK STAATSBURGERSCHAP VOOR DE VROUW.

Op 22 November jl. hield de Heer R. A. Schotman een causerie over bovengenoemd onderwerp in het gebouw van de Theosofische Loge.

Nadat onze vice-presidente, Mevrouw W. Dommisse spreker had ingeleid, begon deze zijn causerie met te verklaren dat hij in zijn 30-jarige onderwijzersloopbaan de ervaring had opgedaan dat zeker in de onderwijswereld waar man en vrouw naast elkaar werkzaam zijn, waardeering bestaat voor den arbeid der vrouw als aanvulling van dien van den man. In deze kringen is dan ook de overtuiging algemeen dat de vrouw dezelfde rechten behoort te hebben als de man.

Wat willen de tegenstanders eigenlijk ? Haar vasthouden aan het huishouden, haar als een kasplant behandelen en ver van het harde leven houden? Zijn ze bang dat ze door het stembiljet haar vrouwelijkheid zal