en de hedendaagsche vrouw in, hoe moeilijk het voor haar is zich geestelijk en lichamelijk vrij te maken. Griekenland is al te dicht bij het Oosten met zijn ziellooze vrouwen, zijn harems en sluierschoonheden. Want hoewel deze uitingen van een tijd, dien men de duistere Middeleeuwen zou kunnen noemen, nu voorbij zijn, blijven de naklanken nog in het geheele Oosten merkbaar.

Het meerendeel der Grieksche vrouwen voelt en leeft n®g in een spheer van geestelijke achterlijkheid en slechts liangzaam en als het Kvare gedwongen dringt vanuit het Westen het eigen denken door. En dit nog slechts onder de zoogenaamde hoogere klassen.

Een jaar of 40 geleden begonnen eenige dames uit de welgestelde kringen, onder protectie van Koningin Olga, de vrouw van Koning George I. een kleinen cercle te vormen: de Vereeniging ter Bescherming van de Armen, waaruit zich dan heel langzaam de Vrouwenbeweging ontwikkelde. De „Grieksche Vrouwenbeweging", indien men de bescheiden en veelal zeer bemoeilijkte actie zoo wel noemen mag in vergelijking met de uitgebreide, in alle details doordachte Vrouwenbewegingen der Noordelijke landen.

De schrijfster vertelt hoe deze actie van vooraanstaande vrouwen zich echter meer op maatschappelijk gebied blijft bewegen, niet door den Man en de Wet tegengewerkt, doch in hare verdere ontplooiing voornamelijk belemmerd door de nog niet voldoende sociaal voelende Grieksche vrouw zelf. Eigenaardig genoeg is in Griekenland de Wetgeving, waar het Vrouwenwetten en -rechten betreft, in het geheel niet van concessies afkeerig, indien de vrouwen zelf zich slechts met eenige energie op het verkrijgen van grootere vrijheid en rechten wilden concentreeren. Een Grieksch advocate sprak zich op dit punt als volgt uit: „Ik ben overtuigd, dat wij vrouwen hier het kiesrecht zouden kunnen krijgen, maar het is bijna niet mogelijk de vrouwen van het groote nut hiervan te overtuigen".

Naast het gebrek aan socialen geest remt ook nog de voornaamste Grieksche karaktertrek — het Individuaüsme — het voorwaartskomen op den weg naar ontwikkeling en vrijheid. Iedere Griek, zoowel als elke Grieksche, leeft afgesloten van zijn of haar landgenooten in

een klein wereldje voor zich. „Als het mij maar goed gaat", dat is hier ieders kleine egoïstische idee.

Dat zoodoende massale sociale bewegingen, als de vrouwenbeweging, niet veel kans tot bloei hebben, spreekt vanzelf.

De schrijfster wijdt uit over den primitieven staat waarin langen tijd het onderwijs in Griekenland, vooral aan de meisjes, verkeerd heeft. Eerst sinds eenige jaren studeeren meisjes op de Universiteit, haar aantal is echter nog maar zeer gering en het zijn bijna uitsluitend meisjes uit hoogere kringen.

De middenstand voelt nog niet veel voor moderne vrouwenopvoeding. Hier is het nog steeds: een lagere school en dan thuis, Moeder helpen of eenvoudig niets doen en wachten op Den Man. Wel is de laatste jaren een kleine vooruitgang merkbaar, meer en meer zoeken de meisjes werk op kantoren en in winkels, doch de algemeene regel was en is: een beetje leeren en dan trouwen. Want ook hier, zoowel als op de Universiteit, wordt het werken op kantoor of in een winkel meestal gebruikt als hulpmiddel tot een beter huwelijk, als middel tot grooter vrijheid of als troost voor gebrek aan schoonheid; maar heel weinig vrouwen werken uit een bewust gevoel van onafhankelijkheid of trots op eigen werkkracht, het huwelijk is en blijft het hoofddoel.

Reeds lang voor het meisje den huwbaren leeftijd bereikt heeft wordt door de ouders de Proika — de bruidschat — vastgesteld. Deze èn de uitzet nemen een voorname plaats in het leven van het jonge meisje in, want van den proika en niet van haar karakter hangen haar huwelijkskansen af.

Hoewel het huwelijk in het leven van de Grieksche vrouw zoo'n voorname plaats inneemt, wordt er over het algemeen weinig aandacht besteed aan een degelijke opvoeding tot deze belangrijke zaak. Huishoudscholen, zelfs eenvoudige naai- en kookscholen zijn er onbekend.

De Grieksche huwelijken blinken over het algemeen niet uit door harmonie en gezelligheid. Het leeghoofdige jongemeisje, streng bewaakt door ouders en broers, springt, geholpen door haar Proika, in het huwelijk met een naar leven en vrijheid dorstend hartje. Gauw en slordig wordt het huishouden afgedaan en- dan blijft het onontwik-