V .L.N.R. : M EVR. KNOPPERS, M EVR. WOLFFENSPERGER, M EVR. DE GOEDE, M EVR. BAKKER, M EVR. TUINDER Ook deze foto heeft een rectificatie nodig. In het jubileumboekje - Na dertig jaren - staan de namen verwisseld. Hier ziet U ieder redactielid met haar eigen naam!

over de' persoon en over de goederen der vrouw. Die macht over de persoon der vrouw is in de loop der tijden wel wat afgezwakt. Een tuchtigingsrecht, b.v. gelijk het Oud-Vaderlands recht nog kende, bezit hij niet.

De macht van de man over de persoon van de vrouw komt nog wel uit in de bepaling dat de man de gemeenschappelijke woonplaats en de nationaliteit van de vrouw bepaalt.

Somtijds blijkt de rechter de bepaling over de woonplaats en verwante artikelen aldus te verstaan, dat de vrouw niet eens mederechthebbende is.

Daar is b.v. een vonnis met betrekking tot de volgende kwestie:

Er is een familie waarin de broers en zusters van een ernstig zieke vrouw op slechten voet staan met haar echtgenoot. Als deze vrouw op sterven ligt begeren deze naaste bloedverwanten afscheid van hun zuster te nemen. Toegang tot de woning wordt hun geweigerd door de zwager, met behulp van de rijksveldwachter. De familie verzoekt nu de president van de rechtbank te verklaren dat deze weigering

onrechtmatig is, en hun zwager te bevelen hen alsnog in de woning, in het bijzonder in de ziekenkamer toe te laten. De president wijst het verzoek af. En die afwijzing is gemotiveerd met de overweging dat de zwager is de bewoner van het huis, en dat hij daarover de zelfstandige beschikking heeft. Hij, als hoofd der echtvereniging is de rechthebbende. Door de bepaling der wet, dat de man de vrouw bij zich moet ontvangen, wordt de man als de bewoner aangewezen, bij wie de vrouw slechts huisvesting geniet. Daalde vrouw aan de man volgens de wet gehoorzaamheid verschuldigd is, heeft zij zich in deze aan zijn beslissing te onderwerpen.

In deze gedachtengang wordt de vrouw niet eens als medegerechtigde op de woning erkend. Een dergelijke opvatting blijkt ook uit de uitspraak, gedaan, toen een vrouw zich tot de rechter wendde omdat haar dronken man haar het huis uit had gezet. Zij beriep er zich daarbij op dat zij zonder onderdak was, en dat bij haar afwezigheid het gemeenschappelijk bedrijf, een polsterfabriek, door haar opgericht

en tot bloei gebracht, weer teniet zou gaan. Het verzoek om de man te bevelen haar weer in de echtelijke woning toe te laten, werd echter afgewezen, met de motivering dat de man wel verplicht is de vrouw in zijn woning te ontvangen, maar dat er geen middel bestaat om de naleving van dit voorschrift af te dwingen.

Ons losmakend van de feitelijke situaties, mogen we toch wel de vraag opwerpen, of een dergelijke opvatting van de huwelijkseenheid in zakelijk opzicht, waarbij het moment der gezamenlijkheid geheel genegeerd wordt, wel in alle opzichten juist is, op christelijk standpunt toelaatbaar is.

Beziet men voorts de zakelijke regelingen in onze wet, en de rechtspractijk, dan blijkt niet dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is waarbij de man de leiding heeft, maar veeleer proeft men de geest van een oud Engels gezegde: man en vrouw zijn één, en die éne is hij.