ESOTERISCH KATHOLICISME

door Dr. M. H. J. SCHOENMAEKERS.

IV, Occultisme en Mystiek-

ALLEEN als we het voorafgaande artikel begrepen hebben, kunnen we het verschil èn het verband begrijpen tusschen mystiek en occultisme. Het verschil is gemakkelijk te zeggen. Het verband moeilijker. Toch is er verband óók, en dat hebben we in te zien, willen we niet vreemd staan tegenover ;een bewustzijnsverschijnsel, dat zoo belanjrijk is Yoor ongeteld-velen van onze medemenschen. Het occultisme kan streng-wetenschappelijk beoefend worden. Getuige de reeds genoemde ~Society for Psychical Research". En dan is het occultisme een empirische wetenschap, in wezen precies als iedere anaere, die in nauwkeurige waarnemingen feiten constateert en de accuraat-geconstateerde feiten tracht te ordenen in ~oorzakelijk verband" of onder een ~wet". Als empirische wetenschap staat dit occultisme geheel buiten de mystiek, omdat het, evenals de empirische ~helderziendheid , alleen met feiten te maken heeft. Buitendien is iedere empirische wetenschap, ook de occulte, een-en-al opzettelijkheid: alles bouwt zij op het ~experiment", het met voorbedachten rade, listig opgestelde experiment, dat ons nooit iets van den „zin" des levens openbaren kan, al was het maar ómdat het een experiment is. Zoo hebben wetenschappelijk occultisme en mystiek al heel weinig met elkaar gemeen.

Maar occultisme is ook nog iets heel anders dan empirische wetenschap. Het is ook een voorliefde voor bepaalde verschijnselen, occulte verschijnselen. De empirische wetenschap beschouwt die occulte verschijnselen als voorwerp van onderzoek, zonder meer. Zij onderzoekt b.v. telepathie even „nuchter" als de verschijnselen der electriciteit. Maar voor den mensch, die een bepaalde voorliefde heeft juist voor die occulte gebeurlijkheden, zijn ze nog heel iets anders dan ~feitenmateriaal . Er is, behalve een wetenschappelijk, ook een populair occultisme, dat niet in de eerste plaats onderzoeken en verklaren wil, -maar dat voedsel geeft aan een heel bepaalde menschelijke emotie. Die emotie mogen we vooral niet verwaarloozen als we trachten de occulte verschijnselen juist te omschrijven, 't Gaat toch niet aan, het „occulte" eenvoudigweg het „ver-

borgene"’ te noemen of „wat ontoegankelijk is voor normale zintuigelijke waarneming”. Zijn b.v. de ultraviolette stralen niet óók „verborgen”? Zijn zij óók niet „ontoegankelijk voor normale zintuigelijke waarneming’”? Toch zal niemand de ultraviolette stralen „occult” noemen. Neen, er is een bepaalde emotie, die het occulte begeleidt voor die menschen die van nature erdoor worden aangetrokken, en juist die begeleidende emotie is het eigenaardige, waardoor occulte verschijnselen zich onderscheiden van alle andere ~verborgenheden der natuur”.

Ik sprak al van „kosmische vrees", die in de mystiek is en opgeheven. Maar willen wel alle menschen dat die vrees in hen opgeheven wordt? Verre van daar. Juist diè vrees heeft voor velen iets fascineerends, een prettige griezeligheid, die ze niet zouden willen missen. Vooreerst bij kinderen. Hildebrandt heeft gelijk: een kinderziel wil haar verschrikkingen hebben. Waarom? Omdat zij 't in haar kinderlijkheid zoo prettig vindt beschermd te worden. Een kind mag bang zijn in 't duister, het vindt 't heerlijk zich in het duister vast te klampen aan zijn moeder. Zonder angstgevoel óók geen gevoel van beschermd-worden, dat een kind zoo zalig vindt. Maar ik zou het gezegde van Hildebrandt aanmerkelijk willen uitbreiden. Vele menschen blijven kinderlijk, ook als ze op rijperen leeftijd gekomen zijn. Dan vinden ze 't nóg prettig, b.v. te gelooven aan een eeuwige hel, omdat ze dan meteen kunnen gelooven aan een Engel-Bewaarder en een God, die hen tegen hel en duivel beschermen. En als ze niet meer aan een hel gelooven kunnen, dan houden ze van occulte verschijnselen. Ze daar stilletjes bij (zonder het te weten); „De geleerden mogen vèèl verklaren, diè verschijnselen verklaren ze niet, diè blijven het voor ons menschen ondoorgrondelijke. ... en mèt die ondoorgrondelijke angstwekkendheid blijft ook de bescherming van Wezens, die meer weten dan alle geleerden bij elkaar; Meesters, Engelen, Deva's....” Zoo leeren we de „occulte verschijnselen juist omschrijven door de emotie die hen voor kinderlijke zielen begeleidt. Verreweg de meeste menschen die gelooven