„OER-GERMAANSCH” GELOOF

door H. G. CANNEGIETER.

II

In den aanstaanden winter zal prof, Wirth's boek „Urgermanischer Glaube" bij Eugen Dietrichs te Jena het licht zien. De strekking van dit boek komt, naar de schrijver mij vertelde, op het volgende neer.

Niet, zooals men elkaar klakkeloos naspreekt, komt het licht uit het Oosten, De bakermat van de Christelijke religie ligt niet aan den Jordaan of tusschen Tigris en Eufraat, doch aan de kust der Oostzee, De vroege cultuur van het Tweestroomenland, de Sumerische, is een noorsche cultuur.

Reeds eerder hebben geleerden iets dergelijks beweerd. Een Assyrioloog als Fritz Rammel bijv, was overtuigd, dat de Oud-Egyptische beschaving op noordelijken grondslag berust en de neolytische vondsten in Nubië wijzen op een rechtstreeksch contact tusschen Chaldea en het Oostzee-bekken, Ook de Mykeensche cultuur is van noorschen oorsprong. Er heeft zich te dezen opzichte vroeger een scherpe tegenstelling geopenbaard tusschen de opvatting van geleerden als Schuchardt en Kossina, doch thans heeft eerstgenoemde zich gewonnen gegeven, en is eveneens tot de slotsom gekomen, dat het noorden de bakermat van de menschelijke beschaving is geweest.

De homo sapiens, die zich het eerst in het tegenwoordige België, Frankrijk en Noord-Spanje heeft vertoond, is met het ijs-vrij worden van Middel- en Noord-Europa in noordoostelijke richting getrokken, In een rusttijdperk van duizenden jaren heeft zich rondom het Oostzee-bekken de essentieele mystiek van het ras kunnen ontwikkelen en vormde zich het symbool, dat zijn continuïteit tot op den huidigen dag heeft bewaard.

Toen overbevolking tot volksverhuizing noopte, zijn deze Ariërs langs twee wegen zuidwaarts getrokken: over land door Klein-Azië en langs de Kaspische Zee naar Chaldea en over zee langs de kusten van de Middellandsche Zee naar Creta en vandaar verder naar 't Oosten, Deze zeevaarders waren de Pu-la-sa-ta (Filistijnen] en de Ta-ka-ra, waartegen Ramses heeft gevochten.

De noordelingen hebben zoowel op den

landweg als op den zeeweg bepaalde symbolische monumenten nagelaten, die men overal gelijk de steentjes van Klein-Duimpje terug vindt. Men kan de noordelijke afkomst van verschillende dezer monumenten wiskunstig zeker vaststellen, wanneer de daarin verwerkte symbolen bijv, zonnestanden en andere astronomische verschijnselen weergeven of boomen en dieren afbeelden, die uitsluitend op vele graden noorderbreedte voorkomen. Dikwerf bevestigt de linguistiek ten overvloede, hetgeen door astronomische en biologische gegevens reeds is uitgemaakt. Het is bijv, uitgesloten, dat een Babyloniër, een Griek of een Egyptenaar aan het noorderlicht of de linde een religieus symbool zal ontleenen.

De cromlech, een op bepaalde wijze gevormde steenhoop, die in Palestina, Indië, Japan en Nieuw-Guinea zichzelf gelijk blijft, is een zonne-observatorium, waarbij het noorden de heilige richting is.

Ik zal mij onthouden van hetgeen prof, Wirth mij allemaal met behulp van teekeningen trachtte duidelijk te maken over het verband tusschen hieroglyphen en runen en de afleiding van deze heilige teekens uit het zonnerad en den levensboom, het dag-oog en het nacht-oog van God, het pinneslot en den hemelsleutel, de Groote Beer als Wodanswagen en Orion als hemelwandelaar, het kruis en het kosmisch getal, over samenhang tusschen godennamen en mythen. Laat mij volstaan met de mededeeling, dat volgens zijn onderzoek menige tot nog toe duister gebleven Oostersche mythe en onoplosbare hieroglyph op verrassende wijze haar verklaring vindt in het kader van de noorsche, oud-Arische symboliek der Edda, die ook de beteekenis van de oud-christelijke inscripties en van de bijbelsche verhalen onthult, Zoo is bijv, het christogram, dat men op oude grafzerken vindt en dat men lang heeft aangezien voor een verbinding van de twee Grieksche letters, waarmee het woord „Christus” aanvangt, niets anders dan de oud-Germaansche paard-rune.

Deze noorsche, oud-Arische symboliek is in de Semietische, Nigrietische en Hamietische landen terug te vinden, waar zij als een dunne