gevolgen voor zichzelf, die eiken strijd vermijdt uit angst. En hoevelen zijn er niet, die de oogen sluiten voor de werkelijkheid, dat aan alle kanten de ziel bedreigd wordt, die zoeken te ontvluchten den drang der hartstochten, in plaats van hem te louteren en te vergoddelijken. Dat zijn de zwakken en de middelmatigen, dat zijn de velen, aan wie niet veel te vergoeden is, omdat geen begrip zij hebben, van wat beduidt de goddelijke liefde, die overwint.

Het leven is niet goed voor die niet gansch mag leven, zoo spreekt Maria Magdalena, die het leven verstaat.

Ach, die zijn volle ziel aan 't eene weg kan geven.

Is het geen vreugdetijding, die haar wordt gebracht: op éénen wachten allen, die wekken zal en vromen, die richten zal en redden, Honderd, honderdtallen gelooven: ~Hij is gekomen”.

Hij looft de smart; geen menschenleed, dat hij niet gansch doordringt, geen vlek van schuld, die hij niet heiligt."

De goddelijke kracht der liefde openbaart zich aan allen, die haar ontberen, en haar zoeken.

Doch de vlindernaturen, die vroolijk fladderen door het Iteven heen en ook de menschen, die zich te onttrekken zoeken aan de inwerking. vap allerlei machten, zij missen haar niet. Maar de groote figuren, de helden der menschheid hebben vrede gevonden en krachtbewustheid, nadat zij een grooten strijd gestreden hadden. Van Jezus wordt verhaald, dat hij in de wildernis omringd was door wilde dieren, gereed om hem te verslinden, totdat hij zegeviert en in staat wordt te prediken dat, wat geluk aanbrengt.

De grooten zijn ’t meest ontvankelijk voor invloeden.

Bedenkelijk is het, wanneer men de geschiedenis van Jezus' leven verklaart tot feiten in een grauwen voortijd en meent daaraan genoeg te hebben; evenzeer is het te betreuren als men in het bijbelsch verhaal van Maria Magdalena niet meer vermag te zien, dan een geschiedenis van klassieke waarde.

Maria Magdalena is de mensch, die in zijn ondergang lijdt en hongert en tenslotte vrede vindt aan de voeten van Christus, tenslotte gegrepen wordt door de goddelijke liefde, en

overeenstemming bereikt met de wereld der oneindigheid. Wie zich verloren waant, gelijk in hare verdeemoediging de vrouw, die een zondares was, is het meest ontvankelijk voor de inwerking der eeuwigheidskrachten.

Hoe zeer is de maatschappij vervuld van menschen, die uiterlijk volgen de voorschriften der gebruikelijke moraal, van het fatsoen, dat geldt in de wereld, die daarmee den naam hebben van eerzame burgers te zijn en meenen, dat zij terecht dien verdienen en in waarheid wel zich ervoor hoeden, om zich te onderwerpen aan de dierlijke hartstochten in zich, doch niet, nadat zij deze hebben overwonnen. Zij werken in hen voort en zij bederven hun innerlijke gesteldheid, al bezitten zij niet den moed, te gehoorzamen aan dien gloed, of hem te overwinnen. Uiterlijk lijkt het, alsof over hen het kwaad geen macht heeft, en het woekert voort, eh daarom zijn er in de wereld naast de velen, die in betrekkelijken zin leven hun leven van onwetendheid en onschuld, velen, wier goddelijke ziel wordt verteerd door duistere begeerten, waar de maatschappij niet van weet.

Van geenerlei waarde is het leven van hen, die heen glijden over alle ondervindingen, en leiden het vlinderbestaan; van negatieve waarde is het leven van hen, die zich inbeelden goede menschen te zijn omdat zij geen daden doen, die indruischen tegen de erkende zedewet maar van wie de sfeer, in welke zij verkeeren wordt vertroebeld door booze begeerten en perverse verlangens! Zij zijn slechtere menschen dan wie de wereld zondaars noemt, doch die innerlijk door onrust en berouw worden gekweld, slechter dan de Maria Magdalena’s.

Juist het besef van eigen onwaardigheid bewijst het niet-verloren-zijn van een mensch! Hij gaat gebogen onder het leed, dat het gevolg is van zijn zonde tegenover de wet der liefde; hij lijdt, omdat hij eenig besef heeft van de eeuwige liefde, zooals Maria Magdalena leed. Zoo is het, dat er vaak veel grootheid van leven is te vinden onder hen, die de maatschappij veroordeelt.

Hard is het oordeel der menschen over hen, die het wagen te zondigen, zóó, dat anderen het weten! Maar meent ge, dat Maria van Magdala uwe minachting verdient?

Zij, die hebben gestreden tegen het kwaad,