gaan, thans gaan we de tegenovergestelde kant uit, langs de ongeveer 12 km lange Oude-Bildtdijk, die, zooals we weten, na de inpoldering van Het NieuwBildt in 1600, slaperdijk is. Voor een vreemdeling biedt deze tocht een bijzondere bekoring. De noorderberm der oude zeewering is één lange buurt van huizen en huisjes, schilderachtig mooi. Aan onze rechterhand, over de vaart, zijn de grote boerenhofsteden gelegen, meestal temidden van boomgaarden en tuinen, die als 't ware een klein wereldje apart vormen.

Het is opmerkelijk hoeveel geiten we langs de dijk aantreffen, want deze ,,koe-van-den-arbeider" is voor den werkman een onmisbaar huisdier, als melk-, room- en kaasproducent.

Na ruim twee uren lopen ontwaren we tussen zwaar geboomte een spits, rank torentje, de Julianatoren van Oude Bildtzijl.

Aan deze toren is een eigenaardige geschiedenis verbonden. Bij de geboorte van Prinses Juliana n.1., werd het klokje van Oude-Bildtzijl, dat destijds op de Bewaarschool stond, door de uitbundige bevolking kapot geluid. Het gevolg hiervan was, dat Koningin Wilhelmina voor de aankoop ener nieuwe klok een flink bedrag beschikbaar stelde aan de Doopsgezinde gemeente, die direct daarop een toren op haar kerk heeft laten bouwen, om de klok alzo een ereplaatsje te geven.

Het dorp was eertijds een bloeiende markt- en havenplaats: alle voortbrengselen van Het Bildt kwamen er in Augustus ter markt. Men vond hier 't in ig32 afgebroken Koningshuis (Keuningshuus), waar de tol- en licentgelden moesten worden betaald, wat bleek uit een gevelsteen, waarop stond: „Hier betaald men zijne koninklijke Majesteits tollen en licenten". Toen echter de sluis (zijl) door de nieuwe aanwas in 1600 verlandde, verdwenen handel en scheepvaart. Wel ontstond op de nieuwe inpoldering

wederom een,,zijl" (Nieuvve-Nieuw-Bildtzijl), maar deze nederzetting heeft zich nooit tot de hoogte van haar ,,moederdorp" kunnen opwerken. Ook deze sluis werd door verder aanslibben reeds spoedig onbruikbaar, zodat het plaatsje zich in de laatste tweehonderd jaar geheel op 't land heeft moeten oriënteren.

Aan het einde van ons eerste bezoek aan NoordFriesland, gaan we nog even een kijkje nemen op de ,,Zwarte Haan", niet om naar Ameland over te steken, (we hebben hier een geregelde veerdienst), maar om in gedachte aanwezig te zijn bij de vangst van ,,eene grooten visch" welke in de maand April van het jaar i832 plaats had. Dit „gedrocht" werd door twee „Zwarte-Haansters" in de vroege morgen opgemerkt, die „na twee volle uren denzelven volkomen meester werden en aan wal sleepten; het monster bleek el lang te zijn, had een breedte

van i 1 / 2 el en woog naar schatting meer dan yüto pond. Ieder bewondert deszelfs schoonheid en grootte, en, vermits zoodanigen Vis zelden gevangen wordt, zoo is hij tenminsten vier dagen voor liefhebbers te bezien", zo meldde de Leeuwarder Crnt. van 17 April i 832. Lang verkeerde men in onzekerheid met welk dier men te doen had. Eerst werd aan een Tonijn gedacht, maar bij nader onderzoek werd vastgesteld, dat het een Delphinus orca of Botskop geweest moet zijn, althans volgens 't krantenbericht. Bij Brehm heb ik evenwel deze naam niet kunnen vinden, wel de Orcinus orca, ook genaamd Zwaardvis of Butskop. Deze walvissoorten schijnen vrij zeldzaam aan onze kusten voor te komen.

En hiermee beëindigen wij onze tocht door Het Bildt. Een volgende keer hopen we u een ander gedeelte van Frieslands noorden te laten zien.

ligt. 2 ) plekje. 3 ) bijna. 4 ) vlaktemaat, in 't Bildt 0.92 ka. 5 ) nog 6 ) waard. 7 ) ... en weinig anders dan zorgen gaf.

VAN ELLUS _ DE GEKUIFDE LUCHT -ACROBAAT

door J. BOERSTRA

ANNEER het gerucht der nieuwe lente over onze lage landen vaart, dan is hij weer op het appèl, de kievit met zijn prachtig wit-zwart veerenkleed, dat zoo metaalachtig kan glanzen in de prille stralen der lentezon. Vanellu.4 vreest de Maartsche buien niet en als ze dreigend aan den horizon der wijde velden komen opzetten, staat zijn kuif strak van verzet - de kop er voor: na regen komt immers zonneschijn. Hij moet, getrouw aan de traditie van

zijn vermaard geslacht, er voor zorgen, dat op den eersten lentedag ook het eerste kievitsei gevonden wordt; ware zulks niet het geval, dan zou zijn roem tanen.

Eerst verschijnt de doffer op het tooneel der Hollandsche weiden en verkent —• zooals een rechtgeaard mannetje betaamt —• het toekomstige broedgebied.

Uitbundig klinkt over de velden zijn bekende