worden, berusten alle andere medische verklaringen over de gezondheid van jeugdige personen of vrouwen, op artikel 4 dier wet. En doordat regel geworden is, dat de geneeskundige verklaringen moeten afgegeven worden door een van regeeringswege aangewezen arts, kan er sprake zijn van een gedeeltelijk geneeskundig toezicht op beschermde personen. Dit betreft allereerst twee categorieën van vrouwen (boven de 16 jaar), wier werk bijzonder zwaar geacht wordt (steenfabricage) of die op een ongewonen tijd arbeid verrichten (haringspeten in den nacht). Deze vrouwen worden éénmaal 's jaars vóór den aanvang van den seizoenarbeid geneeskundig onderzocht. De resultaten hiervan kunnen blijken uit het volgende staatje:

Steenfabrieken. Haringspeterijen.

AANTAL VROUWEN. ; —

Gekeurd. Afgekeurd. Gekeurd. Afgekeurd.

Gehuwd 24 2 187 5

Weduwe 2 — 8

Ongehuwd 77 1 129 1

Totaal . . . 103 3 324 I 6

i

Het K. B. van 10 Augustus 1909 (Stbl. 290) bracht intusschen voor desteenbakkerijen eenige verzachting in de bepalingen ten aanzien van ongehuwde vrouwen boven 16 jaar, die ook van den arbeid, vermeld in art. 31 sub 1 d (het verplaatsen van beladen kruiwagens), ontheffing kregen, indien zij in het bezit zijn van een gezondheidsattest van een door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel aangewezen geneeskundige. Diensvolgens moest door den medisch-adviseur in het najaar nog een 2de onderzoek worden verricht, waarvan de uitkomst is geweest als volgt:

aantal steenfabrieken 16

aantal ongehuwde vrouwen, die keuring

ondergingen 88, waarvan

36 van 16—20 jaar, 44 van 20^30 jaar, 6 van 30—40 jaar en 2 van 50—60 jaar;

aantal haringspeterijen 36

gekeurd 324

afgekeurd 6

Een ander belangrijk geneeskundig toezicht is dat, uitgeoefend op beschermde personen in de keramische industrie met het oog op het gevaar voor loodvergiftiging. Dit onderzoek strekte zich evenals vorige jaren uit over een 5-tal kleinere fabrieken, 2 in Utrecht en 3 in Friesland, en 3 groote aardewerkfabrieken in Maastricht en Meerssen.

In de kleinere fabrieken is het aantal beschermde personen te gering om daarvan een tabellarisch overzicht te geven. Er werden in 1909 gemiddeld 15—20 jeugdige personen geregeld onderzocht, waarvan er geen zijn afgekeurd, doch enkele in observatie kwamen op grond van scrophuleuse ziekten.

Het resultaat van het onderzoek in Maastricht en Meerssen kan aldus worden samengevat:

Totaal aantal Gehuwde

beschermde per- vrouwen en Ongehuwde Jongens,

sonen. weduwen. vrouwen.

Aantal keuringen.

Aantal afgewezen.

Aantal in observatie.

Gekeurd. Afgewezen. In

observatie. Gekeurd.

Afgewezen. In

observatie. Gekeurd. Afgewezen. In

observatie, j

Fahripk A i verniskuip. . 300 18 36 20 2 — 255 15 34 25 ] 2

1 ovens . . . . 20G 3 8 50 3 4 156 - 4 - — —

Tfahriek R verniskuip. . 284 18 19 4 1 — 255 15 19 25 2 —

( ovens 99 4 6 43 2 4 56 2 2 — _ _

Fabriek C. ve">iskuiP- ■ "1 jj \ ~ - - 87 2 8 24 - 3

| ovens .... 254 6 5 37 3 3 216 3 2 1 — —

De kindersterfte bedraagt bij de steenfabrieken 28,93 pCt. en is dus belangrijk lager dan die welke bij de vrouwen, arbeidende in de keramische fabrieken