Premiën f 3 083 803,625

Aandeel in de administratiekosten en terugbetaalde schadeloosstellingen, artt. 54, I en II, en 55, I en II . . . „ 878 814,24

Contante waarden art. 54, III 183 691,815

Terugbetaalde schadeloosstellingen art. 110 76,08

Diversen „ 3 135,90

f 4 149 521,66

De uitgaven bedroegen f 3 423 221,605 (tegen f 3 501 972,435 in 1908), gespecificeerd als volgt:

Schadeloosstellingen f 3 047 153,675

Administratiekosten 344 121,41

Premiebetaling (art. 108) 600,94

Premierestitutiën 29 908,615

Diversen » 1 436,965

f 3423 221.605

Zoodat het saldo ten bate der Bank f 726 300,055 bedroeg.

Over Augustus/December 1908 was de Bank op

1 Januari 1909 verschuldigd f 96887,945

Blijft ten bate der Bank f 629 412,11

Bij de afrekening met de Posterijen in Februari en Augustus 1909 werd ter beschikking van de Bank gesteld . „ 903 623,88 Zoodat de Bank op 31 December 1909 nog verschuldigd was over Aug./Dec. 1909 f 274 211,77

De niet bij de Bank aangesloten werkgevers zijn verplicht zekerheid te stellen ingevolge art. 52 der Ongevallenwet.

Van één risicodragende vereeniging en één der risicodragende vennootschappen werd in den loop van 1909, op grond van vermeerdering van het verzekerd loonbedrag, versterking van pand verkregen, in beide gevallen tot een bedrag van ongeveer f 48 000.

Van één risicodragenden werkgever werd eveneens op grond van vermeerdering van het verzekerd loon, de ten behoeve der R. V. gestelde hypotheek ten bedrage van f 45 000 verhoogd tot f 60 000. Voorts werd in den loop van 1909 aan den werkgever, die in 1906 opgehouden heeft zelf het risico der verzekering zijner werklieden te dragen, de destijds gestelde zekerheid (± f 49 000) teruggegeven. , , ,nrir. De rentevergoeding van de in pand gegeven contanten bedroeg over 1909

f 11 018 18

De'gezamenlijke nominale waarden der tot 31 December 1909 aan de R. V. in pand gegeven fondsen beliep f 2 861 650 (in 1908 f 2 808 850); de beurswaarde der aanwezige fondsen berekend op 31 December 1909 f 2 785 134,865 (in 1908 f 2 719 874,83), terwijl de waarde, waarvoor de fondsen in pand zijn genomen, was als volgt: __

Waarde

_ . ^ _ _ waarvoor de fondsen

NAMEN DER RISICODRAGERS. in pand zijn

genomen.

1. Verzekeringsbank „de Nieuwe Eerste Nederlandsehe" f 287 622,25

2. Verzekerings- en Herverzekeringsbank „Nova" » J,i'

3 Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen ') » 4U d/U,

. 4. Eerste Rotterdamsche Maatschappij van verzekering op liet Leven. » M

5. Centrale Werkgevers Risico-Bank * ?oe Qoo'-n

6. Bond van Nederlandsche Schilderspatroons '

7. Nationale Werkgevers Verzekeringsbank2) » i-iane.

8. Ongevallenverzekermgs-Maatschappij „Fatum" . »

9. Eerste Onderlinge Aannemers Verzek. Maatschappij 8 ■*"•><'o,

10. Firma C. J. van Houten & Zn • * 0in irs'7-

11. Eerste Rotterdamsche Maatschappij van Verzek. tegen ongevallen. » /lUlb5,/o

f 2 653 717,77

') Door deze werkgeefster is bovendien in contanten gestort f 288 000.

*) In contanten is door deze N. V. nog gestort een bedrag van f 32,54.