420

de arbeidsduur met ten hoogste 2 uur per dag verlengd worden. In seizoenbedrijven mag op ten hoogste 120 dagen per jaar de arbeidsdag met hoogstens één uur verlengd worden; hiervoor is echter voorafgaand verlof noodig. Bij bijzonder gevaarlijke werkzaamheden — door den Minister aan te wijzen — is arbeid van jongens beneden 15 jaar en van vrouwelijke personen verboden. De Minister kan voorts speciale voorschriften geven tot beperking of verbod van arbeid van zieken of van zwangere vrouwen. Wanneer een inrichting gevaarlijk is voor de gezondheid, de zeden of het algemeen belang, kan den eigenaar gelast worden de noodige verbeteringen aan te brengen of het gebruik ervan geheel of gedeeltelijk verboden worden. Wanneer een arbeider bij het verrichten van zijn werk zonder grove eigen schuld gewond wordt, ziek wordt of sterft is de ondernemer verplicht den werkman of zijn familie een uitkeering te verstrekken overeenkomstig de voorschriften eener Keizerlijke verordening.

Oostenrijk.

(Autriche.)

Middenstandsorganisatie en -coöperatie in Oostenrijk-Hongarije.

(L'organisation et la coopëration de la classe moyenne en Autriche-Hongrie.)

(Bewerkt door Mr. J. H. Monnik te Haarlem.)

III.

V «

In de beide vorige artikelen ') werd de middenstands-organisatie en -coöperatie in Oostenrijk-Hongarije en de middelen, die te harer bevordering van overheidswege worden aangewend, objectief besproken en nagegaan. Thans wordt de inwendige toestand, de ontwikkelingsgang van eenige dier middenstandscoöperaties aan een nadere beschouwing onderworpen. Daardoor ziet men meer van nabij, tot welke goede resultaten deze staatshulp geleid heeft. Daarbij zal ook duidelijk worden, op welke wijze de verschillende takken van bestuur hare medewerking verleenden en met welke moeilijkheden middenstandscoöperaties, in 't bijzonder ook in eigen boezem, hebben te kampen.

Achtereenvolgens worden besproken: de smeden te Fulpmes in het Stubaidal; de coöperatieve werkplaats der timmerlieden te Linz; het „bedrijfsinstituut" te Görz; het „Rohstoff-magazin" en de „Werkgenossenschaft" der schoenmakers te Graz; de coöperatieve inkoopsvereeniging van verbruiksartikelen te Pilsen, en de geweermakers te Ferlach.

I. De smeden te Fulpmes. Fulpmes is een dorpje, onvergelijkelijk schoon gelegen in het Stubai-dal ten zuidwesten van Innsbrück, dat sedert eeuwen alom bekend en beroemd is om zijn ijzer- en staalindustrie. Niettegenstaande de scherpe concurrentie van binnen- en buitenland heeft zich deze industrie tot den huidigen dag weten staande te houden en dat hoewel de moderne verkeersmiddelen daar bijna niet zijn doorgedrongen. Enkele oude schilderachtig gelegen werkplaatsen met zware logge waterraderen laten nu nog zien hoe eenvoudig en primitief eens de werktuigen waren en hoe deze industrie voor honderden jaren ook reeds bestond en kon bestaan.

Eertijds was de grond daar rijk aan delfstoffen. Lood-, ijzer- en zilverertsmijnen werden er met goed gevolg ontgonnen. Voor deze exploitatie was er natuurlijk groote behoefte aan werktuigsmeden. Vandaar dat vele beoefenaars van het vak zich in het Stubaidal, waar zij rijkelijk hun brood konden verdienen, vestigden. En Fulpmes met haar Schlickerbeek was de door de natuur zelve aangewezen plaats om er mechanische werkplaatsen en smederijen op te richten. Zoo verrezen voor en na langs de beide oevers der Schlickerbeek smederijen, wier eenvoudige werktuigen door de waterkracht in beweging gezet werden.

Toen de mijnen uitgeput waren en daarmede eigenlijk de reden van bestaan der smederijen vervallen was, gingen de werkloos geworden arbeiders zich werpen op de klein-ijzerindustrie, die weldra opbloeide en zich uitbreidde, zoodat er onder de geheele bevolking welvaart heerschte. De Stubaier-artikelen werden in dien tijd zeer gezocht. In verre landen was de faam der Stubaier werklieden doorgedrongen. En toch konden de vervaardigde waren eigenlijk niet anders dan door

•) Zie afl. 12, 1910, bladz. 938 en afl. 10, 1910, bladz. 796.