3 fabrieken voor scheeps- en werktuigbouw (met resp. 1 480, 1 004 en 1 202 werklieden in 1905 en 1 528, 1 037 en 1 635 werklieden in 1906);

1 jutespinnerij met 1 131 werklieden in 1905 en 1 175 werklieden in 1906; voorts in 1905 6 katoenweverijen resp. met 1 047, 1 345, 1 457, 1 923, 1 368 en 1 315 werklieden, van welke in 1906 in deze grootteklasse nog slechts 5 ondernemingen vallen met resp. 1 373, 1 481, 2 108, 1 425 en 1 353 werklieden.

1 steenkolenmijn met 1 016 werklieden in 1905 en 1 203 in 1906.

In 1906 behoorde tot deze grootte-categorie buitendien 1 suikerraffinaderij met 1 053 werklieden.

Het aantal ondernemingen met 500—999 werklieden bedroeg in 1905 48 en groeide in 1906 tot 55 aan. Daaronder bevonden zich in 1905 7 en in 1606 11 ondernemingen, waarvan de werkgevers publiekrechtelijke lichamen zijn o.a. een tweetal gemeentelijke gasfabrieken (van Rotterdam en 's-Gravenhage), de werkplaats aan de Hembrug, de Rijkswerf te Den Helder, voorts verschillende staatsen gemeentelijke diensten. Van de 4 ondernemingen waarmede het aantal in 1906 toenam, behooren er 3 tot het brandweerbedrijf. Onder de overige ondernemingen dezer klasse bevonden zich: 1 aardewerkfabriek, 2 glasblazerijen, 1 porceleinfabriek, 1 spiegelglasfabriek, 2 stearinekaarsenfabrieken, 1 steenkolenmijn, 1 vervenersbedrijf, 1 fabriek van geëmailleerde ijzerwaren, 1 zinkfabriek, 2 machinefabrieken, 2 scheepsmakerijen, 1 katoendrukkerij, 7 katoenweverijen, 1 fabriek voor vervaardiging van tricotgoederen, 1 ververij van stoffen, 4 beetwortelsuikerfabrieken, 1 cacaofabriek, 1 gist- en spiritusfabriek, 2 margarinefabrieken, 1 fabriek voor vervaardiging van verduurzaamde levensmiddelen, 1 suikerraffinaderij, 1 expeditieonderneming, 2 electrische tramwegmaatschappijen en 3 ondernemingen voor het laden en lossen van schepen. In 1906 nam het aantal der in deze klasse vallende beetwortelsuikerfabrieken met 2 af en verdween de in deze klasse vallende suikerraffinaderij. Daartegenover staat een vermeerdering van het aantal machinefabrieken, katoenweverijen, scheepswerven en stuwadoorsondernemingen met 1, terwijl voor het eerst in deze klasse vielen 2 ondernemingen van aannemers van publieke werken.

Van de bevoegdheid tot het overdragen van risico was op het einde van 1905 resp. van 1906 gebruik gemaakt ten aanzien van 32 176 en 33 448 ondernemingen met resp. 377 698 en 395 954 werklieden. Het verzekerd jaarloon der eerste ondernemingen bedroeg over 1905 f 165 969 810,—; dat betaald in de laatste ondernemingen over 1906 f 175 299 535,—. Eigen risico werd op het eind van 1905 resp. 1906 gedragen ten aanzien van 278 resp. 287 ondernemingen met 64 434 resp. 69 391 werklieden en f 34 115 431,— resp. f 35 891 614,— loon.

De wijzigingen tegenover den stand op het eind van de jaren 1903 en 1904 blijken het duidelijkst uit het volgende staatje.

STAAT V. Risico-overdracht.

(Transfert de risque.)

Jaren. (Années.)

Aantal ondernemingen. Aantal werklieden. Jaarloon.

(Nombre des entreprises.) (Nowibre des ouvriers.) (Salaire cinnuel)

In procent van het betrekkelijk totaal verzekerd voor risico van:

(Fm p. 100 du total relatif assuré pour risque de:)

de Rijksverzekeringsbank. (la banque nationale d'assurance.)

een naamlooze vennootschap of vereeniging. (une société anonyme ou association.)

den werkgever. (du patron.)

de Rijksverzekeringsbank. (la banque nationale d'assurance.)

een naamlooze vennootschap of vereeniging. (une société anonyme ou association.)

den werkgever. (du patron.)

de Rijksverze- ! keringsbank. (la banque nationale cl'assurance.)

een naamlooze vennootschap of vereeniging. (une société anonyme ou association.)

den werkgever. (du patron.)

1903 58,10 41,66 0,24 30,50 59,62 9,88 26,39 61,19 12,42

1904 57,40 42,35 0,25 27,69 61,91 10,40 23,60 63,62 12,78

1905 57,99 41,65 0,36 28,82 60,81 10,37 24,00 63,04 12,96

1906 58,29 41,36 0,35 31,44 58,34 10,22 24,26 62,87 12,87

Belangrijke wijzigingen kwamen in de jaren 1905 en 1906 klaarblijkelijk niet tot stand; de zeer geringe stijging van het percentage der bij de Rijksverzeke-