's-Hertogenbosch. ') — In wasch- en strijkinrichtingen worden de loonen voor de werklieden gewoonlijk per dag berekend, terwijl in het kleermakersbedrijf en bij de passement- en bandfabricage gedeeltelijk ook stukloonen uitgekeerd worden. In de schoenenindustrie wordt zoowel tegen week- als tegen stukloonen gearbeid. Leerlooiers ontvangen weekloonen, daarentegen worden de zadelmakers meestal per uur betaald.

Zadelmakers arbeiden tegen een uurloon van 15 ets., welk loon als standaardloon kan worden aangenomen. Voor waschvrouwen en strijksters in wasch- en strijkinrichtingen bedragen de meest geldende loonen resp. 65 en 80 ets. per dag, terwijl bij de passement- en bandfabricage een dagloon van f 1,50 voor de mannen als het meest voorkomende kan worden beschouwd. Voor kleermakers, die in daggeld arbeiden, bedraagt het algemeen geldende loon eveneens f 1,50 per dag. Kleermakers, die stukloonen ontvangen, zijn gewoonlijk tegen het onderstaande tarief werkzaam.

Kleedingstuk. Stukloonen. Kleedingstuk. Stukloonen.

Jacquet . . . . f 3—f 4,— Vest f 0,80—f 1,—

Gekleede jas . . „ 5,— Demi-saison . . „ 3—f 4,—

Colbert . . . . „ 2,50—f 3,— Winterjas . . . „ 3—„ 5,—

Broek . . . . „ 0,80—„ 1,— Rok „ 8—„ 9,—

Voor leerlooiers bestaat geen bepaald standaardloon. Gewoonlijk verdienen zij f 8,— per week.

In geen der boven genoemde bedrijven worden premiën, winstaandeelen of andere toeslagen op het loon uitgekeerd. Schoenmakers en stiksters moeten gedeeltelijk zelf de benoodigde gereedschappen aanschaffen. De kosten hiervoor worden geschat op f 3,—. Ook zadelmakers moeten gedeeltelijk zorgen voor handgereedschap. De kosten voor aanschaffing daarvan bedragen gewoonlijk f 15,—, terwijl de kosten voor onderhoud f 0,50 per jaar beloopen. Daarentegen behoeven leerlooiers niet zelf voor gereedschappen te zorgen, terwijl ook kleermakers geen kosten voor materialen hebben te dragen.

Voor het verrichten van overwerk, nacht- en Zondagsarbeid wordt geen hooger loon genoten, althans ten opzichte van geen enkel bedrijf maakt de Kamer melding van het bestaan van eene bepaalde regeling omtrent extra-betaling voor zoodanigen arbeid. In wasch- en strijkinrichtingen komt geen nacht- of Zondagsarbeid voor; in schoenmakerijen, leerlooierijen en passement- en bandwerkerijen wordt evenmin nacht- of Zondagsarbeid verricht, terwijl ook in het kleermakersbedrijf en in zadelmakerijen nacht- en Zondagsarbeid zelden of niet voorkomen.

Onder normale omstandigheden verdienen kleermakers van gewone bekwaamheid gemiddeld f 10,—, zadelmakers f 8,50, strijksters in wasch- en strijkinrichtingen f 4,80, waschvrouwen in wasch- en strijkinrichtingen f 3,90, passementen bandwerkers (zoowel daggeld- als stukwerkers) f 9,—, passementwerksters f 4,50 en bandwerksters f 3,— per week. Een leerlooier verdient meestal een weekloon van f 8,—. In schoenenfabrieken ontvangen gezellen, die tegen weekloonen werkzaam zijn, meestal f 9,— per week, terwijl als gemiddelde verdienste voor stukwerkers f 10—f 11,— per week kan worden aangenomen. De schoenmakersgezellen, die in winkels of bij kleine patroons arbeiden, kunnen gewoonlijk geen hooger loon behalen dan f 5—f 6,— per week. De verdiensten van bekwame stiksters in de schoenenindustrie bedragen f 5,— per week.

Schoenmakers en stiksters, zadelmakers, leerlooiers, passement- en bandwerkers en de werklieden in wasch- en strijkinrichtingen arbeiden van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds. Schoenmakers en stiksters, zadelmakers en leerlooiers en de werklieden in wasch- en strijkinrichtingen schaften meestal van 12—1 '/2 en passement- en bandwerkers meestal van 12'/2—2 uur 's middags; behalve in het zadelmakersbedrijf worden in deze bedrijven bovendien 's morgens en 's namiddags nog rusttijden toegestaan (schoenmakers en stiksters ± '/2 uur, wasch- en strijkinrichtingen en passement- en bandfabricage ± 1 /4 uur). Door kleermakers wordt in den zomer om 6 uur, in den winter om 8 uur 's morgens met werken begonnen, terwijl om 8 (in één groote confectiezaak om 9) uur 's avonds geëindigd wordt. Deze gezellen schaften van 12'/2—2 uur 's middags, terwijl zij bovendien 's morgens en 's namiddags nog een rusttijd genieten van

± 'U

Met betrekking tot haar rapport over 1907 deelde de Kamer mede, dat in dat jaar door schoenmakers, die in fabrieken tegen weekloonen werkzaam zijn, niet f 9,50, maar slechts f 9,—, door leerlooiers niet f 10,—, doch slechts f 8,— per week verdiend werd (zie bijlage afl. 10—1908, blz. 63).