12 3 4 5 6 j

XVII. Arb. Schiedam. a. Ned. R.-K. Fa- 1 patroon. Weekloon f30,- per week. 8'/2 u. p. dag. 48 u. per week, del

j/e. distil- l-XII-'24— brieksarb.bd. „St. Iedere 6 maanden worden de mini- Zaterdags tot 1 u. n.m.

leorderij. i) l-XII-'25. Willibrordus"; mum-loonen herzien, in dier voege, dat bij iedere Overwerk voor de eerste 2 uren

Vt. 1-XII-'19 1>. Ned.Centr. Bd. stijging van den levensstandaard met 5 punten boven 1/48 van het weekloon p. uur, voor

(zie afl. II-'20, v. Chr. Arb. i/d. be- het indexcijfer voor de gemeente Amsterdam van voor verdere uren 25 pCt. extra. blz. 264). drijven v.Voedings- 1 December 1919, de minima worden verhoogd met en Genotmiddelen. 21/2 pCt. alles met uitzondering van de verhoogingen voor gehuwde werknemers en kostwinners.

Kindertoeslag f 1,— p. week voor elk kind beneden 15 j., aanvangende met het vierde kind.

Idem. i) Idem. Idem. 1 patroon. Weekloon f28,—p. week. Verder 48 u. p. week.

als boven. Overwerk voor de eerste twee

uren 25 pCt. extra; voor overige

uren tot middernacht 50 pCt. extra. Nacht- en Zondagsarbeid 100 pCt. extra1 1

i) Afschrift der overeenkomst ontvangen van werknemerszijde.

(Vervolg van blz. 42.)

A. Boekdrukkerijen.

Gemeenteklassen.

— ■

I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX.

TIJDSTIP. 5,^ _ <b . . i. .. i. . ® • ® • , • <2 -r

■2si ss -és .sas -335 .as gs ,ss «0 .as -gis .as -gë .as -gs .as -§js -as

li p II |l II |i II li II p II |i li |i «1 p li p

s s s s s ^^ 2 ^

Januari 1914 . . . 15,39 17,67 14,82 17,10 14,25 16,53 13,68 15,96 13,11 15,39 12,54 14,82 11,97 14,25 11,40 13,68 10,83 13,1]

Januari 1917 , . . 18,24 20,52 17,67 19,95 17,10 19,38 16,53 18,81 15,96 18,24 15,39 17,67 14,82 17,10 14,25 16,53 13,68 15,9

April 1918 . . . 20,52 22,80 19,95 22,23 19,38 21,66 18,81 21,09 18,24 20,52 17,67 19,95 17,10 19,38 16,53 18,81 15,96 18,3

October 1918 . . . 24,02 26,30 23,45 25,73 22,88 25,16 22,31 24,59 21,74 24,02 21,17 23,45 20,60 22,88 20,03 22,31 19,46 21,'

October 1919 . . . 31,02 33,30 30,35 32,63 29,58 31.86 28,81 31,09 28,04 30,32 27,27 29,55 26,50 28,78 25,73 28,01 24,96 2

Januari 1920 . . . 38,25 42,75 37,35 41,85 36,— 40,50 34,65 38,70 33,30 37,35 31,95 35,55 30,60 34,20 — — — — .

Januari 1921 . . . 39,60 44,10 38,70 43,20 37,35 41,85 35,55 39,60 34,20 38,25 32,85 36,45 31,50 35,10 — — — — J

Juli 1921 . . . 38,25 42,75 37,35 41,85 36,— 40,50 34,65 38,70 33,30 37,35 31,95 35,55 30,60 34,20 - — - — I

Januari 1923 . . . 36,- 40,32 35,04 39,36 33,60 37,92 32,16 36,48 30,72 35,04 29,28 33,60 27,84 32,16 - — — —II

Januari 1925 . . . 3-5,04 39,36 34,08 38,40 32,64 36,96 31,20 35,52 j 29,76 34,08 28,32 32,64 26,88 31,20 — — — — I

B. Boekbinder.

Gemeenteklassen.

T IJ D S T I P. i i

I. | II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX.

Juni 1912 . . . 13,20 12,— * * * * * * *

Februari 1916 . . . 15,39 14,82 14,25 13,68 13,11 12,54 11,97 11,40 10,83

December 1917 . . . 18,82 18,25 17,68 17,11 16,54 15,97 15,40 14,83 14,26

October 1918 . . . 22,80 22,23 21,66 21,09 20,52 19,95 19,38 18,81 18,24

Januari 1919 . . . 24,02 23,45 22,88 22,31 21,74 21,17 20,60 20,03 19,46

Januari 1920 . . . 38,25 37,80 36,— 34,65 33,30 31,95 30,60 — —

Januari 1923 . . . 36,— 35,04 33,66 32,16 30,72 29,28 — — —

Januari 1925 . . . 35,04 34,08 32,64 31,20 29,76 28,32 — -

« beteekent: gegevens ontbreken.

Beschouwt men de week loon en onderling', dan blijkt, vergeleken met Januari 1914, in de eerste gemeenteklasse b.v. het normale weekloon in October 1918 en in Januari van de jaren 11920, 1923 en 1925 verhoogd te zijn voor handzettere mot resp. 5G, 149, 134 en 128 pCt., voor -machinezetters met resp. 49, 142, 128 en 123 pCt. en voor boekbinders met resp. 73, 190, 173 en 165 pCt.

In het typografisch zoowel als in het boekbindersbedrijf werd het aantal groepen van gemeenten in 1920 teruggebracht van 9 tot 7; wat laatstgenoemd bedrijf betreft is dit aantal in 1923 nog weder met 1 verminderd. Als grondslag voor de indeeling der gemeenten werd in 1914 in het boekdrukkerscontract het aantal inwoners genoemd. Tevens zou rekening worden gehouden met ligging en belangrijkheid der gemeenten uit een commercieel of industrieel oogpunt en met plaatselijk bestaande loonsverhoudingen. Ook waren luxe-plaatsen en in de onmiddellijke nabijheid van grootere steden gelegen gemeenten in een hoogere klasse gerangschikt, dan volgens hot aantal inwoners het geval zou zijn geweest. Het binderscontract noemde in 1916 als factoren voor de gemeenteklassen-indeeling den levensstandaard en den toestand in de gemeente t.o.v. handel en nijverheid, alsmede de beteekenis voor het geheele land van het ter plaatse gevestigde boekbindersbedrijf. In de op deze grondslagen vastgestelde indeelingen der gemeenten kwam in den loop der jaren menige wijziging. Het is ondoenlijk hiervan een overzicht te geven. Uitsluitend de indeeling in de hoogstbetaalde klasse bleef vrij constant; in deze klasse is n.1. Amsterdam geplaatst met aangrenzende kleinere gemeenten.