Van de 52 bedrijfstakken waren er 25, waarin een vermeerdering van werkkrachten viel op te merken en 19, waar liet totaal-bedrag der uitgekeerde loonen toenam. Het aantal tewerkgestelden nam met 4 pCt. of meer toe in de schoenenfabrieken, de automobielfabricage, de ijzer- en staalindustrie, het dameshoedenvak, den scheepsbouw en de vervaardiging van fittings (meer dan 7 pCt.).

De vermeerdering der uitbetaalde loonen bedroeg in de meeste industrieën meer dan 3 pCt., voor de fabricage van fittings zelfs 12 pCt.

Vergeleken met Januari 1924 viel een vermindering van tewerkgestelden ('ii uitbetaalde loonen van 5 pCt. waar te nemen. De achteruitgang was belangi inu ■ r«wielfabricage, de chemische nijverheid, de steen-, aardewerk- en glasfabricage; de textielnijverheid en de ijzer- en staalfabricage vertoonden geringere daling.

Werkstakingen en uitsluitingen.

(Grèves et lock-oufs.)

Tsjecho-SIowakije.

(Tchéco-Slovaquie.)

De arbeidsgeschillen in de jaren 1891—1923.

(Les conflits de travail dans les annêes 1891 d 1923.)

Het Statistisch Bureau der Tsjechoslowaaksche republiek heeft een samenvattend overzicht gepubliceerd van de stakingen en uitsluitingen in de jaren 1891 t/m 1923. Tot 1918, toen het grondgebied der republiek nog deel uitmaakte van het vroegere Oostenrijksch-Hongaarsche rijk, moest met gegevens over de toenmalige provincies Bohemen, Mol-avië en Silezië worden volstaan (omtrent owakijc J'n Karpathen-Busland, waar trouwens weinig geschillen voorkwamen, stonden tot 1919 geen afzonderlijke gegevens ter beschikking). Het overzicht der paren 1919 t/m 1923 omvat het geheele tegenwoordige grondgebied.

Geschillen in den land- en boschbouw en bij de tramwegen ontbreken in de statistieken over 1917-1920; in 192.1-1923 is laatstgenoemde bedrijfstak wel opgenomen, de land- en boschbouw eerst in 1923. Dit jaar is dus het eerste, waarvoor een volledig overzicht van alle in de republiek voorgekomen arbeidscoTiilicten bekend is.

Aan ihet -aan de publicatie toegevoegde tabellenwerk, dat teruggaat tot 1891, zijn de volgende cijfers ontleend, welke (met inachtneming van .hetgeen hierboven is opgemerkt) een algemeenen indruk geven van de veelvuldigheid en den omvang der stakingen en uitsluitingen in Tsjecho-Slowakjje.

1908 1909 191o|l911 1912 19is!l9l4 1915 1916 1917 1918!1919 1920 1921 1922 1923

Aantal stakingen. . 415 302 830 344 438 235 144 25 28 104 184 242 590 424 263 225

„ uitsluitingen. 15 13 9 9 26 6 10 — - 1 — 10 24 30 97 9?

: arbeiders0in^e betr.'ondern". 830 1080 10™ 775 399 37 46 556 996 754 4127 2146 7974 121

. stakers^"en uitgeslotenen ' 9? 75 U? 190 66 42 13 20 249 517 266 660 307 573 265

, verforen arbeidsdagen ' " 57 45 45 70 113 29 21 6 8 187 378 180 496 208 445 198

X 1000 831 819 890 4248 1873 642 149 15 14 606 947 607 2165 2227 3804 4589

Na den oorlosr waren de s-akhIiiIWi AWT Tl of Oi»mTi nnl tto« J

. — => — ..vi, &v»u ëiwTCicu uuivaug Uctii ervoor.

In de jaren 1919/1923 gingen bij totaal 1858 geschillen ruim 13 millioen werkdagen verloren d. i. gemiddeld 7 208 per geschil; in het 5-jarig tijdvak 1909/1913 kwamen 1712 geschillen voor, waarbij het verlies aan werktijd bijna 8K millioen dagen bedroeg, d i gemiddeld 4 948 /2 dagen. Voor enkele vroegere jaren waren echter wel hoogere gemiddelden genoteerd, ihet hoogst voor 1900 met een gemiddeld verlies van 22 266 werkdagen. In den oorlogstijd waren de geschillen over het geheel kort van duur.

Bemiddeling en arbitrage.

(Conciliation et arbitrage.)

Canada.

(Canada.)

I)e arbeidsgeschillen wet in strijd met de grondwet. x)

(La loi sur les conflits du travail dêclarée inconstitutionnelle.)

Een merkwaardige beslissing nam 20 Januari j.1. de Imperial Privy Council, de hoogste administratieve instantie van het Britsche rijk, in een in hooiger beroep behandeld geschil tusschen de Canadeesche regeering en de

i) La Gazette du Travail van Febr. 1925.

14