te Brussel door de onderhandelaars van beide landen goedgekeurd (en inmiddels door de volksvertegenwoordiging bekrachtigd). Het verdrag huldigt als beginsel de vrijheid voor de onderdanen van beide naties om het land van bestemming te betreden, er te blijven en het te verlaten; gelijkheid van geïmmigreerde arbeiders en arbeiders van het land zelf, wat betreft de loonen, de bescherming door de wetten en gebruiken van het land voor alles wat betrekking heeft op de bestaans- en arbeidsvoorwaarden, het bezit van landelijken en stedelijken eigendom, toepassing der veiligheidsvoorschriften en bepalingen inzake de gezondheid, enz. J)

Verder zijn in België bij Kon. Besluit van 12 Maart 1925 voorschriften gegeven inzake den arbeid en de gezondheid der arbeiders in fabrieken, waar zink en andere speciale metalen vervaardigd worden. 2)

In Engeland is met het aftreden van de Labour-Regeering het wetsontwerp tot ratificatie van het ontwerp-verdrag van Washington en tot invoering van een wettelijken 8-urendag onafgedaan blijven liggen. De tegenwoordige Minister van Arbeid was echter niet voornemens dit ontwerp wederom in te dienen. 3) Wel is een nieuw ontwerp tot wijziging van de Fabriekswet in voorbereiding, doch hierin komen geenerlei bepalingen inzake de 48urige arbeidsweek voor mannen voor; deze zouden alleen gelden voor vrouwen en kinderen. 4) Verworpen werd een initiatief-voorstel van het Labour-lid van het Lagerhuis Buchanan, dat de ratificatie van het ontwerp-verdrag van Washington ten doel had. Bij gelegenheid van de behandeling van dit voorstel van wet verklaarde de Minister van Arbeid, dat hij, zoo noodig, bereid was om met andere landen overleg te plegen met liet oog op de ratificatie van deze conventie, doch dat de veronderstelling, dat ratificatie daarvan door Frankrijk, Duitschland en België noodzakelijkerwijs op een ratificatie door Engeland moest volgen, niet gerechtvaardigd was. 5)

Voorts berichtte de Britsche Begeering op 6 Februari 1925 aan het Internationaal Arbeidsbureau, dat zij niet in de gelègenheid was, het ontwerp-verdrag betreffende den leeftijd van toelating van kinderen tot den landarbeid te ratificeeren. In het algemeen ging zij wel accoord met den inhoud dezer conventie en de in Engeland en Wales geldende wetten stemden daarmede overeen, doch in Schotland en Noord-Ierland hadden de onderwijs-autoriteiten bevoegdheid, schoolverzuim toe te staan aan kinderen beneden 14 jaar. 6)

Wat nu den kinderarbeid verder betreft, in Denemarken 7) werd een wetsontwerp inzake de tewerkstelling van kinderen en jeugdige personen ingediend, dat ten doel heeft codificatie van de thans bestaande regelingen. Dooide Regeering is in hoofdzaak daarbij gevoegd het advies van de einde 1924 ingestelde codificatie-commissie. Alleen haar voorstel om steeds voor tewerkstelling in een onderneming een medisch onderzoek der werknemers op kosten van de werkgevers verplicht te stellen, werd geschrapt. Thans wordt een dergelijk onderzoek in het algemeen slechts geëischt voor tewerkstelling in die ondernemingen, welke onder de Fabrieks- of Bakkerijwet vallen. Sommige gemeenten troffen echter plaatselijke regelingen, waardoor een onderzoek bovendien voor arbeid in handelsondernemingen, hoitels, enz. verplicht gesteld werd.

Een somber beeld omtrent toestanden op het gebied van kinderarbeid geven eenige rapporten uit Shanghai. Na een arbeid van twee jaren heeft de Commissie inzake den kinderarbeid aldaar een rapport uitgegeven, waaruit blijkt, dat in talrijke fabrieken met kinderen van hoogstens 6 jaar gedurende dag en nacht in een twee-ploegenstelsel gewerkt werd. Vooral in de zijdeweverijen, in de katoen- en lucifersfabrieken zouden de arbeidsvoorwaarden buitengewoon slecht zijn. Het aantal arbeidsongevallen bij kinderen zou meer dan dubbel zoo groot zijn als bij vrouwen, terwijl het aantal vrouwen, in de fabrieken werkzaam, meer dan tweemaal zoo groot was als het aantal kinderen. Als middel om tot verbetering te komen stelde de commissie voor een verbod van arbeid in fabrieken door kinderen, jonger dan 10 jaar, welke leeftijd na ©en' overgangstijdperk van 4 jaar op 12 jaar gebracht moest worden.

1) De Maasbode, 21 Februari 1925, avondblad 2e blad.

2) Belgisch Staatsblad, 1925, blz. 1807 e.v.

3) Manchester Guardian, 17 April 1925, blz. 10.

4) Nieuwe Rotterdamsche Courant, 7 April 1925, avondblad C.

5) Algemeen Handelsblad, 2 Mei 1925, ochtendblad, 1ste blad.

6) Industrial and Labour information, Vol. XIII, no. 9, blz. 4.

7) Zie afl. 3, 1924, blz. 406.