Arbeidsbemiddeling.

(Placement.)

Noorwegen,

(Norvège.)

Voorstel voor een nieuwe wet op de arbeidsbemiddeling.

(Projet d'une nouvelle loi sur le placement.)

De door het Departement voor Sociale Aangelegenheden op 6 Nov. 1919 benoemde commissie tot het doen van voorstellen in zake wijziging van de bestaande regeling der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling, bracht in Oct. 1923 haar eerste rapport uit (over de werkloosheidsverzekering !)). Blijkens Soc. Meddelelser no. 1, 1925, is thans ook verschenen het voorstel tot wijziging* van de wet op de arbeidsbemiddeling (van 1906). Ten aanzien van dit voorstel is de commissie, behoudens op enkele punten van onderge-

«nhilrf hplane1' ppnsö'p,7lnd

Aan hetgeen Soc. Meddelelser daaromtrent bericht, is het volgende ontleend:

Als organen der openbare arbeidsbemiddeling stelt de commissie voor de arbeidsbeurzen (voor een enkele gemeente of voor verschillende gemeenten tezamen), nare afdeelingen en plaatselijke agenten voor arbeidsbemiddeling, terwijl voor bepaalde beroepen afzonderlijke vakafdeelingen in het leven geroepen kunnen worden (b.v. in buitenlandsehe havens voor zeelieden). Als centrale zal het Departement voor sociale Aangelegenheden dienst doen. De thans geldende wet kent alleen arbeidsbeurzen in een bepaalde gemeente; voor een doeltreffende arbeidsbemiddeling acht de commissie een dichter net van bemiddelingsorganen noodig. . .

Het toezicht op de arbeidsbeurzen zal volgens het voorstel der commissie opgedragen worden aan den gemeentelijken werkloosheidsraad, die daarmede een commissie zal kunnen belasten, waarin ook personen buiten den raad zitting kunnen hebben.

Behalve het eigenlijke bemiddelingswerk wil de commissie aan de arbeidsbeurzen ook andere werkzaamheden van socialen aard opdragen, als b.v. het geven van inlic tingen omtrent de behoefte aan werkkrachten in de verschillende beroepen en van advies bij de beroepskeuze. In dit verband kan de leerlingbemiddeling als een der speciale opdrachten worden genoemd.

De bestaande bepaling, dat bij een arbeidsconflict de bemiddeling wordt voortgezet, wil de Commissie handhaven, doch zij voegt daaraan toe, dat de werkzoekende behoorlijk ingelicht moet worden omtrent den bestaanden toestand en dat moet worden medegedeeld, wanneer het geschil beëindigd is.

Werkgevers, die de hulp der beurs inroepen en de gezochte werkkracht langs anderen weg vinden, zullen verplicht zijn de arbeidsbeurs daarvan onmiddellijk in kennis te stellen. Verzuimen zij dit, dan zullen zij aan eiken hun tevergeefs toegezonden arbeider, behalve de reiskosten, 1 Kr. schadevergoeding te betalen hebben. Geheel nieuw is^ ook de bepaling, volgens welke aan werkgevers en arbeiders, die zich bij het bemiddelingswerk niet behoorlijk gedragen, voor langeren of korteren tijd, bemiddeling kan worden

geweigerd. . .

De werkgevers zullen verplicht zijn van beschikbaar komende plaatsen kennis te geven, aan de dichtstbijgelegen arbeidsbeurs of afdeeling; deze aanmeldingsplicht is echter beperkt tot de beroepen, waarvoor verplichte verzekering tegen werkloosheid bestaat.

Als aanvulling van de bestaande regeling voor reiskostenvergoeding aan werkzoekenden, stelt de commissie voor, dat verlaging (met 50 pOt.) van de vrachtprijzen op spoor en boot alleen wordt gegeven aan personen, die hun reis ondernemen, omdat hun werk is toegewezen door een orgaan der openbare arbeidsbemiddeling ter plaatse van vertrek of bestemming. Zoo noodig kan den arbeider nog voorschot worden verstrekt voor het te betalen deel van den vrachtprijs.

Thans betaalt de Staat alle uitgaven der beurzen voor drukwerk, porti e.d., benevens èen deel der salarissen van het personeel; alle overige uitgaven komen ten laste van de betrokken gemeente. In beginsel wenscht de commissie dezen toestand te handhaven, doch, waar thans de Staatssubsidie verschillend is in verband met de grootte der gemeente, wordt een algemeene vergoeding van 40 pCt. der salarissen voorgesteld, voor vakafdeelingen 60 pCt.

Volgens de bestaande wetten is voor het houden van een particulier bemiddelingsbureau vergunning noodig. De commissie stelt voor in het algemeen geen nieuwe vergunning meer te verleenen; uitzondering maakt zij ten aanzien van de bemiddeling door instellingen van opvoeding en onderwijs, die hare leerlingen na afloop van het onderricht een betrekking trachten te verschaffen. Overigens wil zij de bestaande particuliere bemiddelingsbureaux geleidelijk opheffen. Binnen 10 jaar zouden deze ver-

i) Zie afl. 4, 1924, blz. 450.