Dividend- en tantièmebelasting.

(Impóts sur les dividendes, etc.)

In onderstaand staatje worden de voor deze belasting in het kalenderjaar 1924 opgelegde aanslagen vermeld. Ter vergelijking zijn hierin tevens de overeenkomstige cijfers opgenomen voor alle jaren sinds de invoering dezer belasting op 1 Mei 1918.

Bedrag der kohieren. (Montant des róles.)

Hoofdsom. {Principal.) Opcenten (Cents additionnels) (prmtipatT)^s°addüionnelsl

Aantal —: —|

t aan' Nap-Avr.r voor het Rijk i

Jaren. slagen. Bed yerhoo- „ t ,, . . , T°T ,r6t ^jk ^n"16.8fet

7on(lpr (Ib hfila«tinD- o-inmn Optelling der ten behoeve (optelling der (optelling der

(i»~' 'tt Mommen l^ens k»10—^ tot van het v00r d6 l^onuSen klommen 6,7

Ss) 4enB- tupplémm- artikel 25. TaÏÏÏLI' leenLnSf°nds gemeenten. 6®n,7)'

(Montant taire (Augmen- (Addïtion 1914. tpoür les , j/m"' (pour

sans frappant talons de° bonnes S Jpour le cZmiunes.) leB'.murne le Boyavme f

les colonres les fnuwes nrA-iies dnn? jusque et fonds d'emprunts <-ommuries.) [addïtion des les communes

4 TlT décla- 'rSÏSfiw V COm^is 5'> J9W'> 6 „ ^fTes 6

rntinns 1 et V-) des colonnes o,

rations.) ? a s] )

1 | 2 | 3 I 4 | 5 |.6 | 7 [ 8 j 9 10 .■

1919 4 642 f 16 531 VOO,-f 4 605— f 353,75 f 10 536 658,75 f 5 457 097,39 f 6135 630,58 f 21 993 756,14 f 28 129 386,72 : |

1920 6 908 26844175,— 373715,— 467,50 27218357,50 8 982057,93 11831152,13 36200415,48 48031567,61

1921 6950 30987 690,— 224510,— 781,25 31212981,25 10300283,75 14189083,87 41513265,— 55 702318,87:1

1922 6 954 19 563103,85 58 840,— 1426,25 19 623 370,10 6 475 712.04 9 089 703,23 26 099 082,14 35188 785,37 [1

1923 6 523 14328440,— 196170,— 1570,— 14526180,- 4793618,88 6 727398,25 19319798,88 26047197,W ,

1924 6 935 15 917 970,— 576 225,— 4 215,— 16 498 410,— 5 444 475,27 7 531712,73 21 942 885,27 29 474598,--

Alle uitdeelingen en salarissen over boekjaren, die op of na 1 Mei 1918 zijn geëindigd, vallen in deze belasting. In den loop van 1918 zijn nog1 geen aanslagen opgelegd.

Het aantal opcenten ten behoeve van het leeningfonds is bepaald op 33, terwijl het aantal opcenten ten behoeve van de gemeenten vóór de wetswijziging van 17 April 1925 (Stbl. n°. 146), die 1 Mei jl. in werking is getreden, minstens 30 en hoogstens 48 mocht bedragen.

In de cijfers zijn de liooge uitdeelingen over 1920 en 1921 en de daarop gevolgde malaise duidelijk merkbaar. De cijfers over 1924 zijn! evenwel weer hooger dan over 1923.

De aandacht zij er op gevestigd, dat in het staatje de onzuivere bedragen volgens de kohieren zijn vermeld. De door het Rijk ontvangen zuivere bedragen (na aftrek van de kwade posten) bedroegen achtereenvolgens in:

hoofdsom. opcenten leeningfonds.

1919 f 11605 694,23 f 3 829 879,09'

1920 25 596 520,68 8 446 851 82

1921 30 427 193,70 10 040 973 93

1922 18 426 870.62 6 080 867,30

1923 § 17 520115;95 % 5 781 638,26

1924 § 15118 886,53 § 4 989 232,55

§ Voorloopige cijfers.