land en Polen zgn. goud-loonen ingevoerd, d.w.z. loonen vastgesteld op den grondslag van een buitenlandsche munteenheid met vaste waarde (dollar, Zwitsersche franc) welke volgens den; koers van: den dag in het eigen geld wierden uitbetaald.

Na de invoering van de rentemark en de zloty is dit systeem gehandhaafd, doeh nu werden de loonen gebaseerd op de nationale munteenheid en waren betaalbaar gedeeltelijk in het nieuwe en' het oude geld. In Polen heeft sedert het midden van 1923 de zloty het papiergeld geheel vervangen.

Nu wordt niet langer de aandacht gevergd voor het voorkomen van daling deiwerkelijke loonen, doch worden middelen beraamd om het nationale inkomen te vermeerderen en een meer gelijkmatige verdeeling daarvan te verkrijgen.

Arbeidersverzekering.

(Assurance ouvrière.)

De ziekteverzekering-. *)

(L'assurance-maladie.)

Verschenen is een bij het Internationaal Arbeidsbureau samengesteld vergelijkend overzicht van de wetgeving betreffende ziekteverzekering in verschillende landen, waaruit het volgende is aangehaald.

De eerste wet op de verplichte ziekteverzekering kwam tot stand in Duitsehland in 1883 en betrof uitsluitend werknemers in nijvenheidsoinderneimingen. Toen in dit land de ziekteverzekering bij de wetten van 1885 en 1886 werd uitgebreid tot de transport- en landarbeiders, waren vrijwel alle Duitsche werknemers tegen de finaneieele risico's van ziekte verzekerd. Langzamerhand volgden Oostenrijk (in 1888) en Hongarije (in 1891) het voorbeeld van Duitsahland. In andere landen, Italië, Spanje, Denemarken, België en Frankrijk, kwamen onderlinge vrijwillige verzekeringen tot stand, welke gesteund door Rijkssubsidie aan verschillende groepen werknemers ten goede kwamen, doch eerst in 1901 vond de gedachte aan verplichte verzekering tegen ziekte verder ingang (verzekeringswetten in Luxemburg 1901, Noorwegen 1909, Servië 1910, Rusland en GrootBritannië 1911, Roemenië 1912). Gedurende den oorlog maakte de wetgeving op de verplichte ziekteverzekering geen vordering, doch na 1918 ondervond zij zoodanige uitbreiding, dat in 1922 een 14-tal landen van Europa en ook Japan een wet op de verplichte ziekteverzekering bezaten, verschillende groepen werknemers omvattend (alleen industriearbeiders; ook werknemers in den handel en (of) landbouw). In België, Frankrijk, Zweden, Zwitserland en Denemarken ontwikkelde zich inmiddels meer en meer de vrijwillige verzekering, welke overheidssubsidie genoot. In verschillende industrielanden buiten Europa valt de nadruk op het persoonlijk initiatief inzake ziekteverzekering, zooals b.v. in de Vereenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, waar de overheid slechts regelend tussclienbeide komt zonder financieel steun te verleenen.

In het overzicht wordt voorts omschreven wat onder verplichte en vrijwillige ziekteverzekering verstaan wordt, op welk gebied de desbetreffende wetten van kracht zijn, welke werknemers in de verschillende landen uitkeeringen genieten, enz. Verder worden besproken de verschillende organen der verzekering, de uitkeeringen, waarop de nationale verzekeringen recht geven en de wijze van financiering der verzekering in de onderscheidene landen.

Prijzen, kosten van levensonderhoud.

(Prix et coüt de la vie.)

De algemeene prijsbeweging- in de verschillende landen.

(Le mouvement gónéral des prix dans les divers pays.)

De tabel op blz. 752 en 753 geeft een overzicht van de algemeene beweging der groothandelsprijzen, der kleinhandelsprijzen en der kosten van het levensonderhoud, waarbij de algemeene indexcijfers, welke in de verschillende landen worden gepubliceerd, voor zoover noodig en mogelijk op de br.sis van het jaar 1913 zijn omgerekend.

i) Sickness insurance, Studies and Roports, Series M, no. i, of the International Labour Office, 1925.