Ongevallen naar aanleiding, waarvan alleen geneesk.

schadeloosstelling verleend werd 0,5 pCt. 16,8 pCt.

Ongevallen, welke tijdelijke invaliditeit van minder

dan 6 weken duur ten gevolge hadden 17,1 „ 73,9 „

Ongevallen, welke tijdelijke invaliditeit van meer dan

6 weken duur ten gevolge hadden 10,2 „ 6,7 „

Ongevallen, welke blijvende invaliditeit ten gevolge

hadden 60,6 „ 2,2 „

Ongevallen met doodelijken afloop 11,6 „ 0,4 „

Gemiddeld bedroegen de kosten der schadeloosstellingen per ongeval, bij verzekerden voor risico van:

1904 1905 1906

de Rijksverzekeringsbank (f 131,29) f 134,455 f 135,72

een naaml. vennootschap of vereeniging („ 111,94) „ 105,08 „ 96,94

den werkgever („ 97,58) „ 118,435 „ 108,13

alle risico-dragers te zamen („ 116,155) „ 114,10 „ 108,99

Sedert 1904 zijn derhalve de gemiddelde kosten per ongeval afgenomen, in het jaar 1905 zoowel als in 1906.

Over de ongevallen, waarvan de kosten voor rekening van de Rijksverzekeringsbank bleven, wordt een geringe toeneming der gemiddelde kosten geconstateerd; het wordt echter zeer wel mogelijk geacht, dat deze toeneming alleen een gevolg is van de veranderingen, welke de door deze instellingen gedragen risico's ondergingen tengevolge van" ontheffingen en nieuwe overdrachten van risico aan andere verzekeringsinstellingen.

Over de 886 in 1905 en de 1 044 in 1906 toegekende (dus resp. uit de jaren 1903—1905 en 1903—1906 stammende) renten, bedroeg de gemiddelde uitkeering per dag en per getroffene f 0,53 en 0,475 (over 1904: f0,565enover 1903: f 0,455). Op 237 doodelijke ongevallen in 1905 en 246 doodelijke ongevallen in 1906, waarbij nog komen resp. 8 en 4 gevallen, waarin de dood als gevolg van het ongeval eerst na geruimen tijd intrad (nadat aan getroffene reeds een rente was toegekend) werd resp. in 238 en in 244 gevallen vergoeding wegens begrafeniskosten verleend. Voorts werd naar aanleiding dezer ongevallen in 189 en 174 gevallen aan de nagelaten betrekkingen een rente toegekend. Gedurende het jaar 1905 hadden in het geheel 186, gedurende 1906 180 toekenningen van renten aan de nagelaten betrekkingen van doodelijk getroffenen plaats. Het gemiddeld bedrag der dagrenten aan nagelaten betrekkingen, aan wie ex art. 23 een rente was toegekend, bedroeg over deze 186 gevallen f 1,015 en voor de 180 gevallen f 0,98 (f 0,99 in 1904).

In het geheel werd naar aanleiding van ongevallen uit 1905 in 162 en naar aanleiding van ongevallen uit 1906 in 154 gevallen een rente toegekend aan de weduwe van den getroffene. Voorts aan 390 resp. 347 kinderen, terwijl in 30 resp. 26 gevallen voor de ouders of schoonouders een rente werd vastgesteld, die echter, in verband met de bepaling van artikel 27, niet altijd dadelijk betaalbaar gesteld kon worden.

De contante waarden der aan weduwen toegekende renten, bedragende f 436 423,085 in 1905 en f 408 334,225 in 1906, maken alleen resp. 62,4 pCt. en 64,3 pCt. uit van de som der contante waarden aller renten vastgesteld voör de nagelaten betrekkingen. Weinig belastend blijken ook ditmaal de aan ascendenten van getroffenen toegekende renten: het totaal der lasten uit dezen hoofde bedraagt toch slechts f 44 993,88 in 1905 en f 30 305,84 in'1906 of resp. 6,5 pCt. en 4,8 pCt. van de som der lasten door renten aan nagelaten betrekkingen veroorzaakt.

De toekenning der renten, uitgedrukt in percent van het totaal, had plaats:

over 1905 over 1906

door het Bestuur der Rijksverzekeringsbank. . . . 87,8 pCt. 87,9 pCt.

„ een der Raden van Beroep 4,4 „ 3,5 „

„ den Centralen Raad van beroep 7,8 „ 8,5 „

De volgende tabel geeft aan de percentages van het totaal der lasten der schadeloosstellingen, gedragen door de verschillende risico-dragers: