gedurende den kermistijd naar hunne haardsteden. De ploegbaas ontvangt gemiddeld f 2,40 per 1 000 brikken, afgewerkt tot in de hagen.

In de dorpen Grevenbicht, Obbicht, Limbricht, Born en Susteren is al tien jaar lang een overgang van het brikkenbakkerswerk naar dat van den stukadoor waar te nemen. Met uitzondering van enkelen, die in de omgeving van Heerlen werken, trekken die stukadoors jaarlijks in Maart naar Duitschland om tegen November terug te keeren. Hun verdiensten bedragen 36 tot 45 cents per uur. De kosten voor huisvesting van een arbeider, zonder verstrekking van voedsel of bewassching, bedragen 1,70 Mk. tot 2 Mk. per week. Huisvesting en halve kost wordt met 5 Mk. betaald; logies met heele kost vereischt 12 Mk. per week.

De omvang der vakbeweging in Nederland op 1 Januari 1911.

(Les syndicats ouvriers des Pays-Bas le Ier janvier 1911.)

Aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek uitgegeven „Beknopt overzicht van den omvang der vakbeweging op 1 Januari 1911" ') is het volgende ontleend.

In het Voorbericht wordt opgemerkt dat de medewerking der organisaties bij dit onderzoek van het Bureau wederom beter is geweest dan het vorige jaar. Daar evenwel sommige besturen de verstrekte vragenlijsten niet terugzonden of brieven van het Bureau onbeantwoord lieten, ondervond de publicatie van het Overzicht vertraging. Dit jaar is voor het eerst een onderzoek ingesteld naar het aantal vrouwelijke georganiseerden.

Het totaal aantal georganiseerden in het Rijk bedroeg op 1 Januari 1911 153 689 tegen 143 850 op 1 Januari 1910.

In de tabellen I—VI worden de centrale organisaties van vakbonden behandeld. Het aantal daarvan bleef sedert het vorig jaar ongewijzigd. De vijf centrales omvatten op 1 Januari 1911 de volgende aantallen georganiseerden: het Nationaal Arbeids-Secretariaat 5 247 (3,41 pCt. van het totaal aantal georganiseerden), het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen 44 378 (als voren 28,88 pCt.), de Nationale Federatie van Transportarbeiders 3 125 (als voren 2,03 pCt.), het Christelijk Nationaal Vakverbond 7 480 (als voren 4,87 pCt.), het Bureau voor de Roomsch-Katholieke Vakorganisatie 15 541 (als voren 10,11 pCt.). Met aftrek der dubbeltellingen omvatten de 5 centrales te zamen 74 521 georganiseerden (als voren 48,49 pCt.).

Tabel VII geeft een overzicht van de bestaande 126 vakbonden met vermelding van den datum van oprichting, van al dan niet aansluiting bij een der centrale organisaties van vakbonden, het aantal afdeelingen en leden in verschillende jaren, het aantal vrouwelijke leden, contributie, ontvangsten en uitgaven. In den begeleidenden tekst wordt medegedeeld welke bonden in den loop der jaren 1910en 1911 werden opgericht en ontbonden, benevens welke samensmeltingen plaats vonden, terwijl bovendien op belangrijke stijgingen en dalingen in het ledental de aandacht wordt gevestigd.

Een soortgelijk overzicht geeft tabel VIII van de Bestuurdersbonden en Plaatselijke Arbeids-Secretariaten. Op 1 Januari 1911 bestonden 76 van zulke lichamen, waarbij 565 vakvereenigingen met 49 306 leden waren aangesloten. Deze lichamen zijn in drie groepen te onderscheiden: de Plaatselijke Arbeidssecretariaten (verwant aan het N. A. S.) ten getale van 12 met 79 aangesloten vakvereenigingen met 3 780 leden, de Bestuurdersbonden (verwant aan het N. V. V.) ten getale van 44 met 396 aangesloten vakvereenigingen met 41 943 leden en de Christelijke Bestuurdersbonden ten getale van 20 met 90 vakvereenigingen met 3 583 leden.

Ten slotte worden de ontvangen gegevens betreffende de vakvereenigingen en hare ledentallen op verschillende wijze gegroepeerd. Tabel IX geeft een overzicht van alle bij het Bureau bekende vakvereenigingen en hare ledentallen gesplitst naar vijf groepen van grootere en kleinere gemeenten en de provincies eenerzijds, naar het standpunt ten opzichte van den godsdienst anderzijds. Hierbij sluit zich aan tabel X welke een dergelijk overzicht geeft van de totaalcijfers over de laatste 5 jaren. In tabel XI zijn de vakvereenigingen en hare ledentallen

') Zie voor het tijdvak 1904—1906: afi. 5, 1907, bladz. 35; voor het tijdvak 1907—1909: afl. 1, 1910, bladz. 90 en voor den toestand op 1 Januari 1910: afl. 12, 1910, bladz. 912.