De samenstelling der Kamers van Arbeid blijft, als regel, zooals zij tot nu toe was; ook de benoeming van voorzitters. Alle Kamers van Arbeid binnen een zeker gebied vormen te zamen een Arbeidsraad Deze Arbeidsraad heeft een door de Koningin benoemden voorzitter, een of meer voorzitters-plaatsvervangers, benevens een bezoldigden secretaris en zoo noodig één of meer adjunct-secretarissen. De secretarissen treden tevens op als secretarissen der Kamers van Arbeid

De ressorten der Arbeidsraden omvatten het gansche land en elke bedrijfstak in een gemeente uitgeoefend, zal in een Kamer van Arbeid vertegenwoordigd zijn. De Commissie heeft zich in elke provincie gemiddeld twee Arbeidsraden gedacht terwijl zij het aantal Kamers van Arbeid binnen het gebied van een Arbeidsraad schat op 10 a 15, het aantal leden eener K. v. A. op 6 a 12. Het ressort eener Kamer kan een of meer gemeenten omvatten, maar het kan ook gelijk zijn aan dat van den Arbeidsraad.

De Kamers van Arbeid kunnen zelfstandig adviezen geven en onderzoekingen betreffende arbeidstoestanden instellen. Daarentegen zullen zij tot het doen van bemiddelingspogingen bij geschillen alleen dan bevoegd zijn, indien de voorzitter van den Arbeidsraad het geschil in handen van de Kamer gesteld heeft Dit zal regel zijn bij eenvoudige geschillen. Voor meer belangrijke conflicten moet echter de mogelijkheid opengehouden worden van een behandeling door een bemiddelingsraad, bestaande uit den voorzitter van den Arbeidsraad en den patroonvoorzitter en den werkman-voorzitter van de betreffende Kamer van Arbeid aan welke drie personen elk der partijen nog een lid zal kunnen toevoegen.

Ook de Arbeidsraad is bevoegd adviezen uit te brengen en onderzoekingen betreffende arbeidstoestanden in te stellen. In sommige gevallen zal het bestuur samengesteld uit vertegenwoordigers der verschillende Kamers in naam van den Arbeidsraad kunnen handelen.

De leden der Kamers zullen worden gekozen direct door de patroons en werklieden, in afwijking van den bestaanden toestand evenwel volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Het denkbeeld om de patroons- en de arbeidersvereniging een wettelijken invloed op de samenstelling der Kamers van Arbeid te geven heeft de Commissie bij den tegenwoordigen stand der vakorganisatie en mede met het oog op de zeer ingewikkelde controle-maatregelen ten aanzien van het ledental, waaraan deze vereenigingen zich waarschijnlijk ook met zouden willen onderwerpen, vooralsnog onuitvoerbaar geacht.

Naast de Arbeidsraden, welke voor een bepaald gebied zullen bestaan, komt liet der Commissie zeer gewenscht voor, een Oppersten Raad van Arbeid voor het geheele land in te stellen, vooral voor het geven van adviezen in zake arbeidsaangelegenheden aan de Regeering. Deze Raad zou niet uitsluitend moeten bestaan uit vertegenwoordigers van de Arbeidsraden, maar daarin zouden ook hoogere ambtenaren en andere personen, die van arbeidsaangelegenheden speciale studie hebben gemaakt, zitting moeten nemen.

De Commissie heeft hare denkbeelden, hiervóór verkort weergegeven belichaamd in twee wetsontwerpen, één op de Kamers van Arbeid en de Arbeidsraden en één op den Oppersten Arbeidsraad. Deze ontwerpen zijn als bijlagen 1 en II aan haar rapport toegevoegd.

Ten slotte geven enkeie leden der Commissie in een viertal afzonderlijke notas hunne op sommige punten afwijkende meening weer.

Overzicht van vergoedingen, ontheffingen en uitstel, toegekend ingevolge art. 113bis der Militiewet 1901, gedurende het jaar 1911 ').

(Aperfü des allocations, des dispenses et des sursis accordés pour l'année 1911 aux soldats sous les drapeaux a cause de soutien de familie. (Milice.\)

Het aantal militieplichtigen, naar aanleiding van wier verblijf onder de wapenen op grond van kostwinnerschap eene vergoeding werd toegekend bedroeg in totaal 10 579 en wel 3 498 ingevolge art. 107 en 109 2), 7 029 ingevolge art 1113) en 52 ingevolge overige artt. 4) der Militiewet. Aan 2 576 militieplichtigen werd

Zl', v?™'czen „na?r afl- 5' '906. blz. 37; afl. 2, 1907, blz. 38; afl. 1, 1908, blz. 63, afl. 4, 1909, blz. 448, afl. 3, 1910, blz. 276 en afl. 3. 1911, blz. 220.

2) Eerste oefening en blijvend gedeelte.

3) Herhalingsoefeningen.

4) Strafdienen, enz.