Voorts blijkt de verbetering van den stand der arbeidsmarkt uit de opbrengst van den zegelverkoop der verzekeringsinstellingen. In de vier kwartalen van 1911 bedroeg deze resp. 45,1, 46,5, 47,9 en 53,1 mill. M., tegen resp. 42,8, 44,8,45,1 en 48,3 in 1910, 39,9, 42,3, 43,8 en 46,2 in 1909 en 40,4, 40,9, 42,5 en 44,1 in 1908.

De maandelijksche opgaven der arbeidsbeurzen wijzen eveneens op vermeerderde bedrijvigheid. Het aantal aanbiedingen van mannelijke arbeiders op 100 aanvragen door patroons was in 1911 elke maand kleiner dan in 1910 en in 1910 elke maand kleiner dan in 1909. Voor de vrouwelijke werklieden was de verhouding tusschen vraag en aanbod in 1911 van Augustus af ongunstiger dan in 1910 en van September af ongunstiger dan in 1909. Het aantal plaatsingen was bij dezefde arbeidsbeurzen in 1911 alle maanden over het algemeen veel grooter dan in 1910.

De verbetering van den stand der arbeidsmarkt blijkt ook uit de in het volgend staatje gegeven werkloozencijfers van een aantal groote vakbonden (in 1911 met ongeveer 2 000 000 leden) in de laatste drie jaren.

MAANDEN. MAANDEN

(M0ist 1909 1910 1911 1909 1910 1911

pCt. pCt. pCt. pCt. pCt. pCt.

Januari (Janvier) . . . 4.2 2,6 2,6 Juli (Juillet) .... 2,5 1,9 1,6

Februari (Février) . . «4,1 2,3 2,2 Augustus (Aoüt) . . 2,3 1,7 1^8

Maart (Mars) .... 3,5 1,8 1,9 September (Septembre) . 2,1 1,8 1 7

•April (Avril) .... 2,9 1,8 1,8 j October (Octobre) . . 2,0 1,6 1,5

Mei (Max) ] 2,8 2,0 1,6 November (Novembre) . 2,0 1,6 1,6

Juni (Juin) 2,8 2,0 1,6 December (Décembre) . 2,6 2,2 2,4

Opmerking verdient, dat alleen voor de laatste drie maanden van de jaren 1910 en 1911 gegevens van dezelfde vakbonden aan de berekening ten grondslag liggen. De wijzigingen, die de verhoudingscijfers voor de overige maanden bij eenzelfde wijze van berekening zouden ondergaan, zijn echter zóó onbeteekenend, dat er geen rekening mede behoeft te worden gehouden.

Dat de stand der arbeidsmarkt voor de arbeiders gunstiger werd, blijkt uit een toeneming van het aantal stakingen en een afneming van dat der uitsluitingen: het aantal geëindigde stakingen bedroeg in de eerste drie kwartalen van 1911 2 107, tegen 1 624 in hetzelfde tijdvak van 1910, dat der geëindigde uitsluitingen in dezelfde perioden resp. 170 en 1 099.

De omvang van den buitenlandschen handel in 1911 wijst eveneens op grootere bedrijvigheid dan in 1910. In 1911 werd, volgens voorloopige berekening, voor 9 544,7 mill. M. ingevoerd, d.i. voor 614, 8 mill. M. meer dan in 1910 (8 829, 9 mill M ) De uitvoer steeg met 627,2 mill. M., n.1. van 7 474,6 mill. M. in 1910 tot 8 101,8 mill. M. in 1911.

De stijgingen van de ontvangsten uit het goederenvervoer op de Duitsche spoorwegen waren in 1911 in de maanden April, Juni, Augustus, October en December kleiner, in de overige maanden grooter dan in de overeenkomstige maanden van 1910. In het geheel bedroegen deze stijgingen in 1911 140 mill. M tegen 114 mill. in 1910.

In het havenbedrijf viel het afgeloopen jaar verlevendiging te constateeren.

Bij den kolenmijnbouw in het Ruhrgebied trad in Januari slapte in, welke gedurende de maanden Februari en Maart aanhield. Een prijsvermindering had in April wel eenige verbetering ten gevolge, doch deze maakte reeds in Mei weer plaats voor een verslapping, welke in den loop van den zomer toenam. De lage waterstand en het tekort aan spoorwagens wegens de overgroote drukte op de spoorwegen tengevolge der stremming van het verkeer op de binnenwateren, oefenden nadeeligen invloed uit op den afzet en de productie en vandaar ook op de gewone najaarsverlevendiging. De verbetering, welke in October intrad, hield aan tot het eind van het jaar. Het gebrek aan vervoermiddelen werd ook in andere mijnstreken en andere bedrijven gevoeld. Op het eind van het jaar was de drukte in de meeste kolenmijnen in den omtrek van Aken goed vóór dien tijd doorgaans slechts in enkele.

In de staatsmijnen in het Saargebied was de productie bijna gedurende het geheele jaar goed; de afzet liet echter tot October veel te wenschen over In Opper-Silezië begon het jaar slecht, zoodat tot in het najaar de productie en het