werden in dat jaar resp. 698 381 902 en 51 901 237 premies geïnd tot een totaal bedrag van resp. 180 624 699,09 M. en 16 729 261,88 M. Het gemiddeld bedrag der premie is zoo goed als doorloopend gestegen: voor de eerstgenoemde instellingen van 20,81 pf. in 1891 tot 25,86 pf. in 1910, voor de andere van 29,89 pf. in 1900 tot 32,23 pf. in 1910. Aan renten werd 163 987 252,30 M., aan terugbetaalde premies 9 430 085,62 M. uitgekeerd. Hiervan kwam onderscheidenlijk 111 449217,37 M. en 9 429 932,82 M. ten laste der gezamenlijke instellingen en resp. 52 538 034,93 M. en 152,80 M. ten laste van het Rijk. Voor geneeskundige behandeling werd 26 935 417,42 M. uitgegeven. Uit eigen middelen moesten de instellingen hiervan 21 102 166,41 M. betalen; de overige 5833251,01 M. werden door ziekenkassen enz. opgebracht. De verpleging in inrichtingen voor invaliden kostte 1 216405,64 M.; ten laste der risicodragers kwam hiervan 770 782,63 M., daar de rest kon bestreden worden uit ingehouden renten en ontvangen bijdragen. De administratiekosten beliepen 21 367 297,94 M., d. i. 8,4 pCt. der totale ontvangsten (voor de verzekeringsbanken en de kassen resp. 8,3 en 8,9 pCt.). Het kapitaal der risicodragers vermeerderde met 88 047 360,78 M., daar de ontvangsten 254 454 430,77 M. en de uitgaven 166407 069,99 M. bedroegen. Het geheele kapitaal (van de kassen alleen dat gedeelte medegerekend, wat voor de wettelijke verzekering bestemd was) bedroeg op 31 December 1910 1 662 158 740,52 M., waarbij nog de inventariswaarde a 6 666 869,12 M. dient gevoegd te worden. Dit kapitaal bestond voor 1,7 pCt. in kasgeld, voor 93,2 pCt. in fondsen en voor 5,1 pCt. in grondbezit. Het aantal in 1910 toegekende invaliditeits-, ziekteen ouderdomsrenten bedroeg resp. 114 755, 12 287 en 11 625 (totaal 138 667); zij vorderden een totale uitgave van 24 373 411,60 M. (resp. 20 303 948,80 , 2 159 327,40 en 1 910 135,40 M.). Het gemiddeld bedrag was resp. 176,93, 175,74 en 164,31 M.

De ziekteverzekering gedurende 1910. ')

(L'assurance contre la maladie pendant 1910.)

Door het Keizerlijk Statistisch Bureau werd een overzicht gepubliceerd van de ziekteverzekering in Duitschland gedurende het jaar 1910. Daaruit blijkt o. a., dat er op het eind van genoemd jaar in totaal 23 188 ziekenkassen waren met 12 846 837 leden.

De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal ziekenkassen der verschillende categorieën en van het aantal daarbij verzekerde personen op het eind van elk der jaren 1906—1910.

Jaren. (Années.)

Gemeentelijke ziekte verzekering.

(Assurance communal

„Ortskrankenkassen':

(Caisses de maladie locales.)

Ondernemingszieken kassen.

(Caisses de maladie d'entreprises.)

Ziekenkassen in d( bouwvakken.

(Caisses de maladie dans le bdtiment.)

Ziekenkassen van „Innungen".

(Caisses de maladie des „Innungen".)

Ingeschreven hulpkassen.

(Caisses auxiliaires insorites.)

Andere hulpkassen.

(Autres caisses aux liaires.)

Totaal. (Tot al.)

Aantal kassen. (Nombre des caisses.)

1906 8 366 4 741 7 823 46 744 1 339 -155 23 214

1907 8 290 4 757 7 914 41 761 1 318 151 23 232

1908 8 237 4 768 7 954 42 784 1 310 145 23 240

1909 8 254 4 775 7 974 45 801 1 286 144 23 279

1910 8 217 4 752 7 957 46 818 1 262 136 23 188

Aantal leden. (Nombre des membres.)

1906 1 445 88315 804 587 3 025 780 11 383 236198 878 068: 36 015 11 437 914

1907 1 475 489 5 915 114 3146 386 15 222 240 087 893 330 36 168 11 721 790

1908 1 496 606 6 020 224 3 059 752 15 651 247 921 899 255 i 35 434 11 774 843

1909 1 538 469 6 347 374 3 148 602 13 805 271925 887 625 1 36 646 12 244 44G

1910 1 572 688 6 722 490 3 282 298 13 806 290 196 929 390 35 969 12 846 837

Het aantal kassen is sedert 1885 (het eerste jaar der statistiek) belangrijk gestegen, n.1. van 18 942 tot 23 188; alleen het aantal hulpkassen is gedaald.

J) Die Krankenversicherung im Jahre 1910. Zie voor 1909 afl 2, 1911, bladz. 159.