De instellingen der gemengde organisaties, die op 1 Januari 1911 bestonden, waren: 42 plaatsingsbureaux, 35 vakbibliotheken, 50 onderlinge weerstandskassen, 5 werkloozenfondsen, 13 reiskassen, 21 vakcursussen en vakscholen, 13 pensioenfondsen, 7 onderlinge voorschotkassen, 1 ongevallenverzekeringsmaatschappij, 9 coöperatieve verbruiksvereenigingen en 2 proefvelden. Er werden door deze organisaties 13 publicaties uitgegeven.

Bonden van vakvereenigingen in de industrie en den handel. Het aantal bonden van vakvereenigingen in industrie en handel bedroeg op 1 Januari 1911 368 (met 7 994 aangesloten vereenigingen en 1 249 591 leden); n.1. 161 patroonsbonden (3 569 aangesloten vereenigingen, 340 930 leden), 196 werkliedenbonden (4 386 aangesloten vereenigingen, 903 369 leden) en 11 gemengde bonden (39 aangesloten vereenigingen en 5 292 leden).

Op 1 Januari 1911 bestonden de volgende door de patroonsbonden in het leven geroepen instellingen: 8 plaatsingsbureaux, 15 vakbibliotheken, 7 onderlinge weerstandskassen, 1 werkloozenkas, 5 vakcursussen en -scholen, 4 laboratoria en 4 pensioenfondsen, terwijl 59 publicaties werden uitgegeven. De op 1 Januari 1911 bestaande, door de werkliedenbonden in het leven geroepen instellingen waren: 25 plaatsingsbureaux, 75 vakbibliotheken, 12 onderlinge weerstandskassen, 11 werkloozenfondsen, 28 reiskassen, 5 vakcursussen en vakscholen, 1 laboratorium en 4 pensioenfondsen, terwijl 45 publicaties werden uitgegeven. De op 1 Januari 1911 bestaande instellingen der gemengde bonden waren: 1 plaatsingsbureau en 3 vakbibliotheken, terwijl één publicatie werd uitgegeven.

Vakvereenigingen in den landbouw. Op 1 Januari 1911 werden geteld 5 407 vakvereenigingen in den landbouw, met 912 944 leden, tegen 4 948, met 813 038 leden, een jaar te voren. Onder de leden waren 15 592 vrouwen. Het aantal bonden beliep 82, met 4 740 aangesloten vereenigingen en 1 014 291 leden. Met betrekking tot dit ledental zij opgemerkt, dat eenige vakvereenigingen meermalen werden geteld, omdat zij bij verschillende bonden, of omdat plaatselijke bonden bij een of meer nationale zijn aangesloten.

Plaatselijke centrales. Op 1 Januari 1911 bestonden er 144 plaatselijke centrales (bourses du travail), waarbij 2 487 vereenigingen met 557 768 leden aangesloten waren. Op 1 Januari 1910 waren deze cijfers resp. 145, 2 541 en 515 708.

De coöperatieve vereenigingen op 1 Januari 1911. ')

(Les sociétés coopératives au Ier janvier 1911.)

Productievereenigingen van werklieden. Als productievereenigingen van werklieden worden in het volgend overzicht alleen aangemerkt de vereenigingen, door werklieden opgericht tot gemeenschappelijke uitoefening van hun bedrijf. Uitgesloten zijn dus bijna alle productievereenigingen in den landbouw, die ten doel hebben het door de leden individueel geproduceerde gemeenschappelijk te bewerken en te verkoopen; deze bewerking en verkoop geschieden gewoonlijk niet door de leden zelf, maar door speciaal, bezoldigd personeel der vereeniging.

Den len Januari 1911 waren 498 productievereenigingen bekend, tegen 510 op 1 Januari 1910; in 1910 werden 31 dergelijke vereenigingen opgericht en 58 ontbonden. Het volgend staatje geeft een overzicht van het aantal productievereenigingen en haar ledental in verschillende bedrijfsgroepen.

BEDRIJFSGROEPEN. .Aantal

vereenigingen. leden.

Land- en bosehbouw 6 179

Mijnen en steengroeven G 457

Bereiding van voedingsmiddelen ... 11 932 ')

Chemische nijverheid 1 7

Houtbewerking enz . 47 1 076 ')

Metaalindustrie 35 3 059

Openbare werken en bouwbedrijven . . 151 1 639 J)

Drukkersbedrijven en papierindustrie . 74 4 656 ')

Textielindustrie, kleedingindustrie . . 56 2 884 3)

Leder- en huidenbewerking 23 758

Steen bewerking, glasindustrie .... 27 1 893

Transportbedrijf 40 1638

Overige bedrijven 15 342 i)

Totaal ... 498 19 520

') Van 1 vereeniging is het aantal leden onbekend.

*) » 4 vereenigingen * » » » , » 3) » 5 » »»»» »

Él ?ullftin de du Travail van October, November en December 1911 en Januari 1912. Zie voor

1910 afl. 3, 1911, bladz. 244.

9