verzameld door de „Conseils de prud'hommes" (bemiddelingsraden) en de burgemeesters. De volgende verhoudingscijfers voor de gemiddelde, loonen werden verkregen, die ongeveer den loop der stijging aanwijzen. Als basis ter vergelijking is voor het jaar 1900 het getal 100 genomen.

1806. 1810. 1820. 1830. 1840. 1850. 1855. 1860. 1865.

40 41 43 45 48 51 55 60 65

1870. 1875. 1880. 1885. 1890. 1895. 1900. 1905. 1910.

71 77 82 87 92 96 100 105 110

Voorts worden voor 43 beroepen — uitsluitend op grond van gegevens, verzameld door de Conseils de prud'hommes en burgemeesters — over de jaren 1896, 1901, 1906 en 1911 de gemiddelde uur- en dagloonen opgegeven in Parijs en andere steden. Het totaal-gemiddelde voor de bedoelde 43 beroepen is het volgende (in francs).

1896. 1901. 1906. 1911.

Uurloon. Dagloon. Uurloon. Dagloon. Uurloon. Dagloon. Uurloon. Dagloon.

Parijs 0,67 6,37 0,71 6,93 0,75 7,19 0,76 7,24

Overige steden .... 0,36 3,85 0,38 3,92 0,41 4,10 0,42 4,22

Een volgend overzicht bevat de gemiddelde dagloonen in de hoofdsteden der departementen, Parijs (Seine) uitgezonderd, voor een totaal van 34 beroepen van mannelijke arbeiders. Voor alle departementale hoofdsteden te zamen zijn die gemiddelde dagloonen de volgende (in francs).

1853-1857. 1896. 1901. 1906. 1911.

Gemiddeld dagloon 2,24 4,02 4,20 4,52 4,73

Verhoudingscijfers (1901 = 100)... 53 96 100 107 113

Uit het bedoelde overzicht blijkt onder meer, dat de loonen van 1853 tot 1911 de grootste stijging aanwijzen in de oostelijke departementen, in Normandië en in de departementen der Pyreneeën.

Eenzelfde overzicht heeft betrekking op de gemiddelde dagloonen voor 5 beroepen, uitgeoefend door vrouwen. Voor alle departementale hoofdsteden te zamen zijn die loonen de volgende (in francs).

1853-1857. 1896. 1901. " 1906. 1911.

Gemiddeld dagloon 1,19 1,86 1,98 2,09 2,2o

Verhoudingscijfers (1901 =' 100)... 60 94 100 106 114

Het tweede deel der publicatie bevat, aan de hand van talrijke gegevens, ontleend aan prijsstatistieken van levensmiddelen, verlichting, brandstoffen en woninghuren, een overzicht van de voornaamste kosten van levensonderhoud over een deel der vorige eeuw en het begin dezer eeuw tot het jaar 1910.

Van een aantal der voornaamste levensmiddelen worden de schommelingen in den prijs nagegaan, waarbij zoo mogelijk overal het onderscheid wordt in acht genomen tusschen de prijzen in den groothandel, den kleinhandel en de aanbestedingsprijzen (van armeninrichtingen en een lyceum). Met betrekking tot de artikelen wijn en suiker zijn die schommelingen in de eerste plaats veroorzaakt door de veranderingen in de daarvan geheven rechten, waarop in 't bijzonder de aandacht moet worden gevestigd uit hoofde van den belangrijken invloed hiervan op de budgetten. In 1880 werd de belasting op suiker teruggebracht van 73 op 40 fr. per 100 K.G., maar in de jaren 1884—1887 werd zij weder verhoogd tot 60 fr. per 100 K.G In 1897 werd een afzonderlijk recht van 4 fr. per 100 K.G. voor geraffineerde suiker ingevoerd, welk recht in 1903 verminderd werd tot '2 fr., terwijl tegelijkertijd de accijns van 60 fr. werd gereduceerd tot 25 fr. per 100 K.G. Omstreeks 1900 werden de octrooirechten op wijn verminderd en de inkomende rechten afgeschaft, welke maatregelen een prijsvermindering van fr. 0,19 per Liter vertegenwoordigen.

De prijzen der levensmiddelen over een reeks van jaren worden vervolgens toegepast op de benoodigde hoeveelheden van elk artikel in een arbeidersgezin van 4 personen (man, vrouw en twee kinderen) volgens verschillende budgettypen. Men komt aldus onder meer tot het volgende resultaat.