(1894-1903 = 100)

JAREN. (Antiées.)

2. Budget van 1. Budget van een arbeider met

een timmerman 3- Budget (theoretisch) van een werkman, die

(Parijs). ,i f,.i zwaren arbeid verricht, i)

(Budget d'un (Budaeti'un (Budget [thêorique] d'un ouvner de force.) charpmtier, m\vriJ mec un

' revenu moyen

[1800-2200 fr.].)

Kleinhandels-' Kleinhandels- Kleinhandels- ^irfvoèi-'^

(PriTSkaü.) (P^teMail) (PrfxTdétaü.) iPrdfJ^

Bedrag p. jaar.

(Valeur annuelle.)

Verhoudings- cijfer.

(Nombre projwrtionnel.)

Bedrag p.jaar.

(Valeur annuelle.)

Verhoudingscijfer.

(Nombre proportionnel.)

Bedrag p.jaar.

(Valeur annuelle.)

Verhoudingscijfer.

(Nombre proportionnel.)

Bedrag p.jaar.

(Valeur annuelle.)

Vorhoudingseijfer.

(Nombre proportionnel.)

Bedrag p.jaar.

(Valeur annuelle.)

Yerhoudingscijfer.

(Nombre pro portionnel.)

fr. | fr. fr. fr. fr.

Totaal-uitgaven per jaar, wijn en suiker inbegrepen.

(Depense totale, y compris vin et sucrc.)

1875-1883 1 211 118 1 371 116 1 63!) 117,5 — — 1 203 121

1884—1893 1 104 107 1 252 106 1 523 109 1 533 119 HOS 112

1894—1903 1029 100 1 181 100 1393 100 1 294 100 992 100

1904—1910 1 016 99 1 127 95,5 1 244 89,5 2)1 107 85,5 2)1017 102,5

1907 1019 99 1 131 96 -1 239 89 1 084 84 1 034 104

1908 1 041 101 1 137 96,5 1 244 89,5 1 117 86,5 1 044 105

1909 1 023 99,5 1 130 96 1 234 88,5 1 111 86 1 058 106,5

1910 1061 103 1 202 102 1 314 94,5 —

Totaal-uitgaven per jaar, zonder die voor wijn en suiker.

(Depense, non compris vin et sucre.)

1875-1883 J 000 115 995 111 962 110 — — 860 114

1884-1893 895 103 888 99 870 99,5 921 10S 76S 102

1894—1903 867 100 895 100- 876 100 852 100 754 100

1904—1910 926 107 968 108 957 109 844 99 839 111,5

1907 940 108 990 110,5 983 112 845 99 858 114

1908 965 111 1 000 112 996 113,5 849 99,5 873 116

1909 937 108 976 109 956 109 850 99,5 868 115

1910 963 111 1028 115 1 000 114 — — —

') Ouvrier de force, in onderscheiding van werklieden, die b.v. een zittende levenswijze hébben e. d. (occupation sédentaire).

J) Gemiddeld 1904—1909.

Hierbij is in het oog te houden, dat in het budget n°. 3 910 L. wijn is opgenomen, tegen 515 L. in n°. 2 en 315 L. in n°. 1. Het wijnverbruik te Parijs gedurende de jaren 1851—1854 werd geschat op 137 L. per hoofd, terwijl deze hoeveelheid in 1906 tot 235 L. per hoofd gestegen is. Het gemiddelde verbruik door een Parijsch gezin van 4 personen zou derhalve omstreeks 1851—1854 550 L. zijn geweest, tegen 940 L. in den tegenwoordigen tijd. Het budget n°. 3 veronderstelt dus een wijnverbruik, dat meer overeenkomt met de gemiddelde hoeveelheid, te Parijs jaarlijks gedronken, dan de budgetten n°. 1 en 2. Daardoor is ook de invloed der opheffing van den wijnaccijns in het budget n°. 3 veel grooter dan in de budgetten n°. i en 2; de daling der uitgaven voor wijn in het budget n°. 3 weegt op tegen de stijging der uitgaven voor verschillende andere levensmiddelen.

Indien men in deze budgetten' voor het artikel wijn vanaf het jaar 1901 weder een bedrag van fr. 0,19 per Liter bijvoegt (de prijsvermindering tengevolge van de vermindering der octrooirechten en de afschaffing der inkomende rechten), zouden de verhoudingscijfers in het eerste deel der tabel o m. aldus gewijzigd worden: