(—) Juli 1912. ') Ook in Juli was de stand der arbeidsmarkt niet overal gelijk, terwijl eveneens weer meermalen teekenen van verslapping vielen waar te nemen. Volgens de berichten uit de industrie bleef de toestand in vele bedrijven even gunstig als de vorige maand, doch in enkele ging in verband met den tijd van het jaar minder om. In het Rührgebied nam de drukte over het algemeen niet af; alleen de vraag naar cokes was onvoldoende. Uit Opper-en Neder-Silezië kwamen meerendeels gunstige berichten; in laatstgenoemd gebied en den NederLausitz heerschte grootere bedrijvigheid dan in Juni. De toestand in het bruinkolenbekken van Midden-Duitschland werd over het geheel niet veel beter. In de ruw-ijzerindustrie van West- en Midden-Duitschland, de ijzergieterijen, staalfabrieken en pletterijen, de machine-, electrische en chemische industrie heerschte drukte, terwijl bij den kalimijnbouw als steeds in dezen tijd van het jaar reden tot tevredenheid was. De toestand in de katoenspinnerijen schijnt sedert de vorige maand in verscheidene streken slechter geworden te zijn; de bedrijvigheid in de lakenindustrie was over het algemeen bevredigend. Behalve bij de vervaardiging van dames- en kindermantels was in het confectiebedrijf over het geheel voldoende werk. De berichten aangaande den toestand in het bouwbedrijf liepen zeer uiteen, doch waren overwegend ongunstig.

Volgens de opgaven der ziekenkassen is de bedrijvigheid in Juli iets afgenomen. Op 1 Augustus 1912 waren 4 181 personen minder werkzaam dan op

1 Juli (9 966 mannen meer en 14 147 vrouwen minder); de vermindering was echter geringer dan verleden jaar in dezelfde maand (38 937 personen). Stelt men het aantal op 1 Januari 1912 werk hebbenden voor beide geslachten op 100, dan is op 1 Augustus 1912, vergeleken met 1 Januari, het aantal werk hebbende mannen tot 107 en dat der werk hebbende vrouwen tot 101 gestegen. Van de

2 120 088 leden van 49 vakbonden was einde Juli 1,8 pCt. werkloos, tegen 1,7 pCt. einde Juni 1912 en 1,6 pCt. einde Juli 1911. Zoowel in vergelijking tot de vorige maand als tot het vorige jaar is dus eenige achteruitgang te constateeren. De cijfers der arbeidsbeurzen wijzen, vergeleken met die der vorige maand, op verbetering. Bij alle arbeidsbeurzen, die vergelijkbare opgaven inzonden, kwamen in Juli 1912 op 100 aanvragen door patroons om mannelijke arbeidskrachten 140 aanbiedingen voor, tegen 141 in dezelfde maand van 1911 en 146 in Juni 1912; voor vrouwelijke personen zijn deze cijfers resp. 97, 89 en 101. De ontvangsten uit het goederenvervoer op de Duitsche spoorwegen bedroegen in Juli 1912 164 176 603 M., d. i. 14 876 731 M. meer dan in Juli 1911, hetgeen overeenkomt met een vermeerdering van 245 M. of 8,61 pCt. per K.M.

Frankrijk. (France.) Juni 1912. 2) Bij den wijnbouw in het zuiden bleef de bedrijvigheid op dezelfde hoogte, daar met de bestrijding der wijnstokziekten werd doorgegaan. Ook in den toestand van het houthakkersbedrijf viel weinig verandering waar te nemen; er heerschte vrij groote drukte tengevolge van den hooioogst, welke na afloop van het schillen begon. De werkloosheid was in dit bedrijf ongeveer dezelfde als in Juni 1911. In den tuinbouw om Parijs hield de drukte nog steeds aan. De toestand in de textielindustrie verbeterde niet veel; de geheele en de gedeeltelijke werkloosheid waren, hoewel iets geringer dan de vorige maand, nog steeds vrij aanzienlijk en grooter dan verleden jaar om dezen tijd. In het drukkersbedrijf viel aanmerkelijke verlevendiging waar te nemen, vooral te Parijs. Daarentegen werd het in de metaalindustrie sinds de vorige inaand iets slapper. Voor den tijd van het jaar bleef in het bouwbedrijf weinig omgaan; vooral onder de leden van een aantal vakvereenigingen te Parijs heerschte veel werkloosheid. De toestand in de leder- en huidenbewerking onderging sedert de vorige maand geen verandering.

1 063 vakorganisaties met 292 124 leden hebben voor Juni de vragenlijsten omtrent den stand der arbeidsmarkt en de werkloosheid beantwoord. Van deze organisaties gaven 804, met 225 415 leden, het aantal harer werkloozen op, n.1. 12 017 of gemiddeld 5,3 pCt. — de mijnwerkers in het departement Pas-deCalais medegerekend — en 6,1 pCt. wanneer dezen niet medegeteld worden. Dit laatste percentage bedroeg de voorgaande maand 5,6 en in Juni 1911 4,7. Door 22 pCt. der werkliedenorganisaties, met 22 pCt. der leden, werd geoordeeld dat er in Juni, vergeleken met de vorige maand, meer werk was, door 59 pCt. der

!) Reichs-Arbeitsblatt van Augustus 1912. 2) Bulletin de 1'Office du Travail van Juli 1912.