Het systeem van uitkeeringen aan werklooze individueele spaarders werd in 1911 door één fonds toegepast. Het verstrekte aan 26. werkloozen voor 880 dagen van werkloosheid 528 fr. Drie fondsen (10 aangesloten gemeenten) keerden een bijslag uit aan de leden van (7) spaarvereenigingen, n.1. 533,30 fr. voor 697 dagen van werkloosheid van 70 personen. Directe uitkeering aan ongeorganiseerde, niet met het oog op werkloosheid sparende werkloozen deed sedert 1908 geen enkel fonds.

De fondsen te Hoei en Luik (resp. 1 en 16 aangesloten gemeenten en 3 en 34 aangesloten kassen) verleenden directen steun aan vakvereenigingen en wel tot een bedrag van resp. 412,60 fr. en 6 927,27 fr. voor resp. 329 dagen en 5 272'/4 dag van werkloosheid van resp. 29 en 1 525 personen. Het tweede fonds keerde bovendien 10,25 fr. aan reisgeld uit.

Omtrent de provinciale werkloozenfondsen wordt o.m. het volgende medegedeeld.

De regelen, volgens welke in de provincie Antwerpen aan werkloozen geldelijke steun zal worden verleend, zijn nog niet vastgesteld. De som van 2500 fr., bij de provinciale begrooting voor 1911 toegestaan, werd ingehouden. Brabant verleende aan ieder fonds 20 pCt. van de administratiekosten (809,72 fr.) en aan iedere werkloozenkas 20 pCt. van het door haar aan haar werklooze leden uitbetaald bedrag (9 860,40 fr.). In West-Vlaanderen werd een som van 2 250 fr. op de volgende wijze verdeeld: 111,10 fr. aan de gemeentelijke werkloozenfondsen, 929,30 fr. aan wèl en 1 209,60 fr. aan niet bij een gemeentelijk fonds aangesloten vereenigingen. Oost-Vlaanderen keerde 3 502,65 fr. aan de gemeentelijke werkloozenfondsen en 2 867,07 fr. aan de werkloozenkassen uit. In Henegouwen bedroeg evenals in 1910 het krediet ten behoeve van werkloozenkassen 10 000 fr.; hiervan werd 6 231,02 fr. verdeeld onder 8 bonden van arbeidersverenigingen. In Luik is 15 000 fr. verdeeld onder 76 werkloozenkassen, die minstens één jaar bestaan hadden, en bovendien 1 000 fr. aan gemeenten of groepen van gemeenten, die een werkloozenfonds hadden opgericht. Namen had op de begrooting van 1911 een bedrag van 1 000 fr. uitgetrokken ten behoeve der werkloozenkassen; hiervan werd aan twee vereenigingen in totaal 800 fr. uitgekeerd. De provincies Limburg en Luxemburg verleenden geen subsidie aan werkloozenkassen.

Californië.

(Californië.)

Landverhuizing.')

(Émigration.)

Men verwacht, dat vele immigranten zich tot Californië en de westkust der Vereenigde Staten in het algemeen zullen getrokken gevoelen, wanneer het Panama-kanaal zal zijn geopend. Er is daar goed land in overvloed voor landbouwers-immigranten ; het is echter voor landverhuizers met eene kleine beurs vrij duur. Met zuinigheid en overleg komen intusschen kolonisten, die zich met de bebouwing van den grond bezig houden, heel goed rond, eigenlijk wel het best, daar er altijd vraag is naar kalme, flinke werkkrachten op landbouwgebied.

De vraag naar ontwikkelde ambachtslieden en werkkrachten voor fabrieken is zeer beperkt. De arbeidersorganisaties, zoomede de stedelijke autoriteiten streven er naar, den toevloed van werklieden en daglooners naar San Francisco tegen te gaan, daar men bevreesd is, dat de arbeidsmarkt zal worden overstroomd met arbeidsaanbiedingen in verband met de kans op werk, die de „Panama Pacific International Exposition Company" zal kunnen bieden. De tentoonstelling wordt geopend in 1915, doch vooralsnog blijft de vraag naar werklieden van allerlei soort beperkt. De raad wordt overigens gegeven, niet eer naar Californië te vertrekken, vóór men van betrouwbare zijde heeft vernomen, dat men er werk zal kunnen vinden.

') „Handelsberichten" van 12 September 1912, no. 287.