opleverden (£ 746 496), resp. 4 d. en 8'/2 d. per besteed pond sterling aan de

leden uitbetaald. <AAin ,

185 vereenigingen voor verbruik in het klein keerden aan de 14 410 werklieden harer verbruiksafdeelingen, die te zamen £ 799 229 aan loon ontvingen, een bedrag van ï 34 854 (ongeveer 4,4 pCt. van het loon) als aandeel in de winst uit. De Schotsche coöperatie voor verbruik in het groot keerde aan de 1896 arbeiders van haar verbruiksafdeeling, die te zamen £ 143 548 aan loon ontvingen, £ 5 084 (3,5 pCt. van het loon) uit.

De werkloozencommissies in Engeland en Wales, 1911 "12.

[Les commissions de chómage en Angleterre et Galles, 1911-'12.)

Aan het onlangs gepubliceerde verslag') omtrent de verrichtingen der werkloozencommissies („distress committees") in Engeland en Wales (29 in Londen, 101 in de provincie) en van het „Central (Unemployed) Body" te Londen krachtens de „Unemployed Workmen Act, 1905" gedurende het jaar, dat den 31sten Maart 1912 is geëindigd, is het volgende ontleend. 2)

De bevolking van de 29 districten in Londen en de 4o districten in de provincie, waar in 1911—'12 bij de werkloozencommissies aanvragen om ondersteuning inkwamen, bedroeg volgens de uitkomsten der volkstelling in 1911 12 006 221 zielen. Het aantal aanvragen was. 54 019 of 4,5 per 1000 inwoners (tegen 5,4 per 1000 in 1910—11). In Londen beliep het aantal aanvragers 0,46 pCt. en in 12 districten in de omgeving van Londen 0,64 pCt. van de bevolking.

Zoowel het totaal aantal aanvragers (54 019) als het aantal personen dat voor ondersteuning in aanmerking kwam (37 643) was aanmerkelijk kleiner dan in den vorigen winter (resp. 73 491 en 51 828). De daling van het aantal aanvragen was in de provincie grooter dan in Londen, n.1. 29,1 tegen 21,9 pCt.

In 25 617 gevallen, of bijna de helft van het totaal aantal ingekomen verzoeken, hadden de aanvragers zich ook reeds vóór 1 April 1911 tot een werkloozencommissie gewend. Van de 54 019 aanvragen werden ongeveer 46 011 onderzocht. 76,2 pCt. van het totaal aantal personen, dat voor ondersteuning in aanmerking kwam, was van 20 tot 50 jaar oud; het grootst was het aantal personen van 30 tot 40 jaar, daarop volgde het aantal personen van 40 tot

50 jaar. .

Een zeer groot deel der aanvragers, die voor ondersteuning in aanmerking kwamen (44,3 pCt.), behoorde tot de losse arbeiders, 24,1 pCt. was werkzaam in de bouwvakken, 9,3 pCt. in het transportbedrijf enz., 5,5 pCt. in den machineen scheepsbouw en de metaalindustrie, 2,2 pCt. bij de bereiding van voedingsen genotmiddelen, 1,7 pCt. in de schoenindustrie, 1,6 pCt. in de groep „huiselijke diensten", 1,1 pCt. bij de houtbewerking, 1,1 pCt. in de kledingindustrie, 0,5 pCt in de textielnijverheid, 0,5 pCt. in drukkerijen, de papierindustrie enz. en 8,1 pCt. in andere bedrijven.

Aan 27 726 personen (waaronder 7 131 in Londen) werd werk aangeboden. Het totaal aantal personen, die het hun aangeboden of voor hen gevonden werk aannamen — met inbegrip van hen, die aan het begin van het jaar reeds aan het werk waren —.bedroeg 23 011, tegen 28 993 in 1910—'11.

De mannen en vrouwen, die door het „Central (Unemployed) Body', werkloozencommissies en plaatselijke" besturen aan werk geholpen waren, ontvingen aan loonen in totaal £ 75 514; daarvan werd ongeveer £ 18 431 betaald aan personen en hun gezinnen, die in arbeidskoloniën werkzaam waren. Gemiddeld werd in de arbeidskoloniën £ 9, met ander werk £ 3 per persoon verdiend.

Het aantal personen, door het „Central (Unemployed) Body" en 24 werkloozencommissies in de provincie ondersteund ten einde naar een ander land te kunnen verhuizen, nam belangrijk toe; het bedroeg4 283, tegen 2 775 in 1910—'11. De bepalingen der wet betreffende het ondersteunen van werkloozen bij verandering van "woonplaats binnen Engeland en Wales werden minder toegepast dan het vorige jaar; het aantal personen, dat op deze wijze geholpen werd, daalde n.1. van 260 tot 115.

') Toegezonden door den Consul-Generaal te Londen. 2J Zie voor 1910—'11 afl. 1, 1912, bladz. 93.

9