d

aan de niéuwe regeling. Aan den secretaris van eene Kamer, die zich aan nalatigheid bij die uitvoering schuldig maakte, zal geene belooning worden toegekend. In dit verband vestig ik er nogmaals de aandacht op, dat, terwyl vroeger geene verplichting bestond tot het verstrekken van statistische gegevens betreffende loon en arbeidsduur, thans de opzending van zoodanige gegevens door invulling van den staat, model A, verplicht is geworden.

Art. 3 van het nieuwe besluit geeft aan den Minister van Landbouw, Nyverheid en Handel de bevoegdheid om ten behoeve van het verzamelen en opzenden van inlichtingen, waai* dit voor de eerste maal volgens de nieuwe regeling moet geschieden, voorschriften te geven die afwijken van de in art. 2 gestelde regelen. Ingevolge deze bepaling afwijkende voorschriften te geven voor de Kamers van arbeid, die zich vóór het inwerking treden van het besluit (17 Januari 1913) hadden geconstitueerd, schijnt niet noodig, daar verwacht mag worden, dat zy in staat zullen zijn de maandelijks en kwartaalsgewys op te zenden inlichtingen voor het eerst na het einde van Januari 1913, resp. van het eerste kwartaal van dat jaar, te verschaffen en ook de overige inlichtingen op het tydstip, waarop deze volgens de gewone regelen voor het eerst moeten worden opgezonden. De gegevens betreffende vakopleiding en leerlingwezen behooren voor het eerst te worden ingezonden in Januari 1914 over de jaren 1912 en 1913 en wel zoo spoedig mogelijk na 31 December van laatstgenoemd jaar. Voorts vestig ik de aandacht op het tweede lid van artikel 7 van het Koninklijk besluit, waarin de uit het vorige besluit voortvloeiende verplichtingen om de over het jaar 1912 verzamelde inlichtingen betreffende bestaande vakorganisaties, bestaande arbeidsbeurzen _ en gedwongen winkelnering en dé over December 1912 verzamelde inlichtingen betreffende den algemeenen toestand in de bedrijfstakken en den stand der arbeidsmarkt in Januari 1913 op te zenden, wordt gehandhaafd.

Ik noodig de Kamers dringend uit van deze circulaire en van de daarbij behoorende stukken nauwkeurig kennis te nemen en zoo spoedig mogelijk alle voorbereidende maatregelen te treffen, waardoor een behoorlijke uitvoering van de nieuwe voorschriften kan worden gewaarborgd. Mocht eene Kamer nadere toelichting van deze noodig achten, dan ben ik gaarne bereid die op aanvraag te verschaffen.

Ten behoeve van elk lid Uwer Kamer, haren secretaris en haar archief voeg ik een exemplaar van deze circulaire en van de nadere voorschriften met bijlagen hierbij.

Nadere voorschriften voor de Kamers van arbeid betreffende het verzamelen en inzenden van inlichtingen over arbeidsaangelegenheden ingevolge het Koninklijk besluit van 20 December 1912, (Staatsblad no. 437).

(Zie omtrent het verzamelen en inzenden van deze inlichtingen voor de eerste maal de circulaire van 16 Januari 1913, Afdecling A, no. 80).

A. Elke Kamer van arbeid, die verplicht is inlichtingen te verzamelen omtrent loon en arbeidsduur, verschaft deze inlichtingen omtrent het loon en den arbeidsduur in ondernemingen, waarin, binnen liet gebied der Kamer, een tak van bedrijf wordt uitgeoefend, die te haren aanzien is aangewezen in de ministerieele beschikking van 16 Januari 1913, Afdeeling Arbeid, no. 80. De mededeeling van deze inlichtingen geschiedt door inzending van staten, model A, (voor elke onderneming een of meer afzonderlijke staten), ingevuld overeenkomstig de op dat model voorkomende aanwijzingen.

De inlichtingen worden om de twee jaren verzameld, voor het eerst in het jaar, in genoemde beschikking aangewezen, en wel telkens (tenzij voor bepaalde bedrijfstakken een ander tijdvak is vastgesteld) over de eerste 14 achtereenvolgende dagen van de maand, die voor eiken in de beschikking genoemden bedrijfstak in die beschikking is aangewezen.

Voor elke onderneming worden het loon en de arbeidsduur voor het aangewezen tijdvak in zijn geheel (dus niet voor elke week afzonderlijk) opgegeven.

Met betrekking tot de bloembollenteelt worden de inlichtingen verzameld over de laatste zeven dagen van October en de eerste zeven dagen van November, terwijl ton aanzien van dezen bedrijfstak voor elk dezer beide tijdperken afzonderlijk opgaven verlangd worden.

De inlichtingen worden ingezonden binnen eene maand na afloop van het tijdvak, waarover zy zijn verzameld.

Indien bezwaar bestaat de ondernemingen, waarop de inlichtingen betrekking hebben, in de staten met name aan te duiden, wordt elke onderneming door een Jetter of cijfer in den staat aangewezen, terwyl de Kamer aanteekening lioudt van de letters of cijfers, waarmede de verschillende ondernemingen zijn aangegeven. Voor elke onderneming wordt in dat geval, bij opeenvolgende inzending van inlichtingen steeds dezelfde letter of hetzelfde cyfer gebezigd.

B. Telkens na afloop van twee achtereenvolgende kalenderjaren verschaft iedere Kamer, vóór 1 Februari van het daaropvolgende jaar, over de afgeloopen tweejaarlijksche periode met betrekking tot de vertegenwoordigde bedrijfstakken, voor zooveel mogelijk met onderscheiding naar de afzonderlijke beroepen, inlichtingen omtrent:

Vakopleiding en leerlingwezen door inzending van een overzicht, waarin al hetgeen wordt medegedeeld, dat aan de Kamer bekend is aangaande de vakopleiding en het leerlingwezen en waarin, voor zooveel mogelijk, de volgende vragen worden beantwoord:

a. Worden leerlingen aangenomen? Zoo ja, worden dan de leerlingen aangenomen door de patroons ot zelfstandig door de werklieden, op welke voorwaarden en welke maatregelen zijn genomen in het belang van eene deugdolijke opleiding van de leerlingen? Zoo neen, op welke wijze bekwamen zich dan gewoonlijk zy, die het bedrijf wenschen te gaan uitoefenen?

b. Bestaan er inrichtingen voor vakonderwijs? Zoo ja, welke, in hoeverre wordt daarvan gebruik gemaakt en welke zijn de daar verkregen resultaten?

c. Zijn door patroons en werklieden overeenkomsten gesloten over het aannemen van leerlingen b.v tot beperking van het aantal werklieden in den bedrijfstak? Zoo ja, welke is dan de inhoud van die oveieenkomsten ?