Groot-Britannië en Ierland. (Grande-Bretagne et Irlande.) Januari 1913. ') Aantal begonnen- geschillen: 67, tegen 51 in December 1912 en 60 in Januari 1912. Aantal betrokken werklieden: 34 421 direct en 10 578 indirect. Verdeeling naar de bedrijven: bouwvakken 3, kolenmijnbouw 13, machinenindustrie 6, scheepsbouw 2, overige takken der metaalindustrie 4, textielnijverheid 22, kledingindustrie 4, transportbedrijf 8, overige bedrijven 5. Oorzaken of eischen: loonsverhooging 23, andere loonkwesties 21, personeel 8, organisatie 7, regeling van het werk 6, andere oorzaken 2. Aantal geëindigde geschillen: 42 nieuwe en 18 oude (resp. 13 443 en 3 191 direct betrokken werklieden). Afloop: ten gunste der werklieden 16, ten gunste der patroons 11, schikking 33. Aantal verloren arbeidsdagen bij de geschillen die in Januari liepen: 651 200, tegen 232 100 in de voorgaande maand en 2 711 200 in Januari 1912.

/—) Stakingen van bestuurders van huurautomobielen 2).'(Grèves de chauffeurs de taxi-autos.) Den 6en Maart 1912 werd door een commissie van eigenaars en bestuurders van huurautomobielen te Londen vastgesteld, dat de laatsten aan hun patroons voor elke verbruikte gallon (4,543 L.) benzine in het vervolg 8 d. zouden terugbetalen. Voorts werd overeengekomen, dat elke partij bevoegd zou zijn op 1 Januari van ieder jaar dit bedrag, zoo de benzineprijs sedert Januari van het voorgaand jaar meer dan 12 pCt. gestegen of teruggeloopen was, zoodanig door een verzoeningsraad te doen wijzigen, dat de oorspronkelijke verhouding tusschen vergoeding en benzineprijs ongeveer gehandhaafd blijft. Toen de auto-eigenaars met ingang van 1 Januari 1 s. 1 d. in rekening wenschten te brengen, ontmoette dit bij de chauffeurs grooten tegenstand. Volgens hen was bij het aangaan der overeenkomst in Maart zulk een aanzienlijke stijging niet te voorzien geweest en lieten hun verdiensten het betalen eener grootere vergoeding niet toe. Behalve 25 pCt. der bruto-ontvangst (gemiddeld 1 I 1 s. per dag), verminderd met den prijs van 3 gallon (volgens de patroons iets minder) benzine en eenige kleinere onkosten, ontvangen zij extra's (volgens de werklieden gemiddeld 10 d., volgens de patroons ls. 6 d. per dag) en fooien (volgens de patroons 3 s.). Indien 1 s. 1 d. per gallon benzine betaald zou moeten worden, zou hun gemiddelde dagelijksche netto-verdienste, de fooien niet medegerekend, tot 2 s. 1 d. (volgens de patroons tot 3 s. 3 d.) dalen. De chauffeurs besloten daarom niet aan den eisch der patroons te voldoen; zelfs gingen op een vergadering stemmen op om vrije verstrekking van benzine te verkrijgen.

Op 1 Januari 1913 werd het werk gestaakt behalve door ongeveer 3 000 chauffeurs, in dienst van kleine firma's, die den prijs niet verhoogden. De stakers boden aan 10'/2 d. per gallon te betalen, doch de werkgevers bleven bij hun eisch. Met inbegrip van de werklieden, belast met het reinigen enz. der auto's, waren op 7 Januari ongeveer 12 000 personen bij de staking betrokken. Deze veroorzaakte voor het publiek weinig ongerief, waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt, dat het aantal huurautomobielen in normale tijden veel te groot is voor de behoefte. De verliezen der eigenaars — die in den laatsten tijd door de hooge benzineprijzen toch al geen goede zaken maakten — worden op 5 000 i. per dag geschat. Zeer waarschijnlijk zal de Board of Trade zijn tusschenkomst aanbieden; dit voornemen wordt door beide partijen welwillend beoordeeld.

Ook te Liverpool brak een staking uit, daar de werkgevers de door de chauffeurs te betalen vergoeding met 3 d. per gallon wilden verhoogen. Dit geschil duurde slechts een paar dagen. De werklieden stemden toe in een verhöoging van 2 d. en het gebruik van goedkoopere benzine.

Voorts deden zich moeilijkheden voor te Bradford, waar de eigenaars den prijs van 1 s. 1 d. op 1 s. 3 d. wilden brengen, en te Manchester. Te Birmingham blijft voorloopig alles bij het oude, daar de contracten voor de levering van benzine nog eenigen tijd van kracht zijn.

(—) Staking van katoenververs in Yorkshire.3) (Grève de teinturiers dans le Yorkshire) Tegen het einde van 1912 werd door de georganiseerde katoenververs in Lancashire en Yorkshire tot de patroons het verzoek gericht het uurloon tot 7 d. te verhoogen en voor overwerk 50 pCt. (tusschen 6 en 8 uur n.m.) oi 100 pCt. (na 8 uur n.m.) extra te betalen. In Lancashire namen de werklieden het voorstel om een schikking te beproeven aan; leidden de onderhandelingen op

2) M^dedee^ing^van^de^Cmfsul-Qe^eraal te Londen d.d. 19 December 1912,1,2,4, 7, 11 en 17 Januari

3) Mededeelingen van den Consul-Generaal te Londen d.d. 10, 13 en 15 Januari 19U3.