In verband met het bepaalde bij artt. 1638c en d van het B. W. (arbeidscontract) gelden de volgende bepalingen: 1°. werklieden, die ziek worden, hebben recht op uitkeering van ziekengeld, voor hoogstens zooveel dagen als zij op het werk werkzaam zijn geweest, doch voor niet langer dan achttien achtereenvolgende werkdagen; 2°. het ziekengeld bedraagt 100 pCt. van het verzuimde loon, verminderd met het bedrag, hetwelk de werkman ontvangt uit eenige weerstandskas, ziekenfonds, of andere daarmede overeenkomende instelling.

3°. De aannemers zijn verplicht den werkman ontheffing van arbeid met behoud van het volle door hem verdiende loon te verleenen: voor de uitoefening van de kiesbevoegdheid, voor militaire inspectie, voor begrafenis van een zijner huisgenooten, voor begrafenis van een zijner bloedverwanten en voor de bevalling zijner echtgenoote.

Wanneer door gebrek aan materialen of gereedschappen de werkman verhinderd wordt te werken voor den tijd van een of meer dagen per week, een maximum van drie dagen per week niet te boven gaande (met uitzondering van die gevallen, waarin dit gebrek — ter beoordeeling der Directie — is te wijten aan overmacht of is ontstaan buiten schuld van den aannemer) zal het uit te betalen loon de helft van het loon bedragen.

4°. Alle deze kosten, zullen den aannemers na afloop van het werk, onder overlegging van de gevorderde bewijsstukken, door de gemeente worden teruggegeven.

— Schiedam. Door den Raad dezer gemeente is in zijne vergadering van 21 Januari 1913 besloten het aan de werklieden ingevolge de artt. 1638 c en d van het Burgerlijk Wetboek te betalen loon voor de dagen, die naar het oordeel der directie van het werk daarvoor in aanmerking komen, aan den aannemer te vergoeden.

— Utrecht. Door den Raad dezer gemeente werden in zijne vergadering van 20 Februari 1913 o. m. de volgende bepalingen omtrent arbeidstijd en loon in bestekken voor gemeentewerken vastgesteld.

Zouder schriftelijke toestemming der Directie mag de aannemer de werklieden op liet werk, alsmede de werklieden, die elders in de gemeente Utrecht onderdeelen van het werk vervaardigen, daaraan niet langer laten werken dan elf uren per etmaal, terwijl zooveel mogelijk des Zaterdags te vijf uur moet worden geëindigd.

Voor het loon van deze werklieden gelden de volgende bepalingen:

Aan de werklieden boven den leeftijd van 23 jaar mag geen geringer uurloon worden uitbetaald dan voor een meubelmaker en behanger 20, een opperman 21, een schilder, grondwerker, smid, stukadoorsopperman en lood- en zinkwerker 22, een witter 23, een stoffeerder 24, een timmerman 25, een metselaar 26 en een steenhouwer en stukadoor 27 ets.

Aan werklieden, die, hetzij door ouderdom, hetzij door invaliditeit, niet als volledige werkkrachten kunnen worden beschouwd, kan met goedvinden der Directie een geringer uurloon wordeu betaald. .

Voor overwerk wordt het gewone uurloon verhoogd met ten minste 2o pOt. Voor den arbeid op Zondag, den 2en Paaschdag, den 2en Pinksterdag, de Kerstdagen, den Hemelvaartsdag en den Nieuwjaarsdag wordt het gewone uurloon verhoogd met ten minste 100 pGt. en gedurende den nacht met ten minste 50 pCt. Als nachtarbeid wordt beschouwd die van des avonds tien tot des morgens zes uur. Deze bepaling geldt niet voor dag- of nachtwakers.

Werklieden, die den leeftijd van 23 jaar nog niet bereikt hebben, mogen, voor zooveel zij tegen een geringer uurloon werken, voor een getal van ten hoogste 20 pCt. deel uitmaken van het aantal werklieden, dat voor het werk gebezigd wordt.

Het is den aannemer geoorloofd bij het stuk te doen werken. Indien zulks echter, naar het oordeel der -Directie, aanleiding geeft tot minder zorgvuldige bewerking, tot te geringe verdienste of tot overmatigen arbeid, kan het door haar worden verboden.

De aannemer is verplicht aan den werkman, die door ziekte of door de gevolgen van een ongeval verhinderd wordt arbeid te verrichten, 70 pCt. van het loon, waarop die werkman blijkens zijn aanstelling is aangenomen, uit te betalen over eiken werkdag, gedurende welken die werkman door een der evengenoemde oorzaken verhinderd is geweest arbeid te verrichten, niet dien verstande echter, dat deze betaling eerst behoeft te geschieden over den tweeden vollen dag, die tengevolge van de ziekte of het ongeval wordt verzuimd, en dat de genoemde verplichting ophoudt: lo. zoodra uit dezen hoofde over 24 dagen 70 pCt. van het loon is uitbetaald, met dien verstande, dat wanneer een werkman langer dan een jaar op het werk werkzaam is geweest, te zijnen aanzien een nieuwe termijn van 24 dagen begint tc loopen; 2o. zoodra het totaal aantal dagen, waarover uit dezen hoofde 70 pCt. van het loon is uitbetaald, gelijk is aan de helft van het aantal dagen, dat de werkman ten behoeve van het werk is werkzaam geweest; 3o. zoodra de werkzaamheden, waarvoor de werkman in dienst is

genomen, zijn afgeloopen. *

De aannemer is voorts verplicht om aan den werkman, die het werk verzuimt om bijzondere redenen (als bevalling van de echtgenoote, begrafenis, e. d.), het loon, waarop die werkman blijkens zijn aanstelling is aangenomen, uit te betalen over een korten, naar billijk-