Omtrent bemiddelings- en arbitragecommissies voor de oplossing van geschillen vindt men in 1910 en 1911 bepalingen in resp. 33 en 112 Contracten met resp. 11093 en 13 674 arbeiders (resp. 29 en 41 pCt. van het totaal). In resp. 21 en 102 van deze contracten, met resp. 3 763 en 12 305 arbeiders, is de bevoegdheid van deze commissies beperkt tot geschillen met betrekking tot de uitlegging en de toepassing der collectieve contracten; in (beide jaren) 10 contracten, met resp. 7 207 en 1 369 arbeiders, zijn de commissies bevoegd bij alle belangengeschillen.

Resp. 91 en 72 der in 1910 en 1911 gesloten contracten houden bepalingen in omtrent tijdloon, resp. 3 en 4 omtrent stukloon en resp. 130 en 142 omtrent tijden -stukloon; betrokken zijn daarbij resp. 8 402, 55 en 28 983 arbeiders in 1910 en resp. 6 845, 491 en een niet vermeld aantal in 1911. In laatstgenoemd jaar is één contract gesloten, waarin geen bepalingen omtrent het loon voorkomen. In resp. 18 en 50 contracten met resp. 718 en 3 704 arbeiders wordt bij stukarbeid steeds een minimumloon gewaarborgd, in resp. 20 en 48 met resp. 3 620 en 12 870 arbeiders alleen in bijzondere gevallen.

Tusschen resp. 1 174 en 1 469 patroons en resp. 30 851 en 28000 arbeiders (resp. 82 en 83 pCt. van het totaal) zijn in 1910 en 1911 contracten gesloten, die bepalingen betreffende den arbeidsduur behelzen. De arbeidsduur per week bedroeg in deze jaren resp. voor:

1 752 arbeiders ( 5,7 pCt.) en — arbeiders ( — pCt.) 48 uur en minder.

2 134 „ (7,0 „ ) „ 3 026 „ (10,8 „) 49-53 uur.

7 525 „ (24,3 „)„ 4 847 „ (17,3 „ ) 54

804 „ ( 2,6 „ ) „ 512 „ (1,8 „ ) 55-56 „

1 555 „ ( 5,0 „ ) „ 10 331 „ (36,9 „ ) 57

161 „ ( 0,5 „ ) „ 3 886 „ (13,9 „ ) 58

2 103 „ ( 6,8 „ ) „ r 727 „ ( 6,2 „ ) 59

14 016 „ (45,5 „ ) „ 2 210 „ ( 7,9 „ ) 60

801 „ ( 2,6 „ ) „ 1 470 „ ( 5,2 „ ) meer dan 60 uur.

Bepalingen betreffende schadevergoeding voor bedrijfsongevallen komen voor in 167 contracten (29976 arbeiders) van 1910 en in 170 (28476 arbeiders) van 1911.

De verzekering tegen ongevallen is geregeld in 73 contracten (14 455 arbeiders) van 1910 en in 139 (18 799 arbeiders) van 1911. Van den meer of minderen omvang van deze verzekeringen geeft de volgende tabel een denkbeeld.

Ongevallenverzekering overeenkomstig de wet: Contracten. Arbeiders.

b & ft igm ign. 1910. 1911.

zonder andere voordeelen 17 11 1 222 435

met verzekering voor den wachttijd (60 dagen na het ongeval) 48 110 6 160 16 066

met, bovendien, verzekering voor ongevallen buiten den werktijd 8 18 7 073 2 298

Totaal ... 73 139 14 455 18 799

De mate, waarin bepalingen voorkomen betreffende de uitkeering van schadevergoeding (zonder verzekering) buiten de door de wet gevestigde verplichtingen, blijkt uit de volgende tabel.

Contracten. Arbeiders.

1910. 1911. 1910. 1911.

Schadevergoeding voor ongevallen gedurende den wachttijd . . 99 35 15 78*2 9 997

Ziektegeid per dag 11 12 1 106 1 983

Subsidie aan eeu ziekenkas 7 7 3 119 661

Kostelooze geneeskundige hulp, verpleging in een ziekenhuis,

geneesmiddelen enz 103 42 11 402 5 646

Totaal ... 220 96 31 409 18 287

In de jaren 1910 en 1911 is dus in niet minder dan resp. 154 en 163 contracten met resp. 28 920 en 28 361 werklieden bepaald, dat ook in den wachttijd schadevergoeding bij ongevallen zal worden uitgekeerd.

Onder de bepalingen betreffende de regeling van het werk en de organisatie, treedt artikel 23 der statuten van de Zweedsche werkgeversvereniging op den voorgrond, hetwelk den werkgevers het recht voorbehoudt naar vrije keuze arbeiders in dienst te nemen en te ontslaan, den arbeid te regelen en te verdeelen, en zoowel georganiseerden als niet-georganiseerden in dienst te hebben.

Bepalingen overeenkomstig dit artikel, met of zonder beperking, komen voor in 145 der contracten van 1910 met 28 541 arbeiders of 76,2 pCt. van het totaal