Niettegenstaande de belangrijke uitbreiding der risico-overdracht, steeg dus toch ook vóór 1907 het percentage der bij de Rijksverzekeringsbank aangesloten ondernemingen en wel tengevolge van de groote uitbreiding van bij de Rijksverzekeringsbank bekende verzekeringsplichtige ondernemingen; uit de gelijktijdige daling van het percentage betreffende het verzekerde loonbedrag volgt, dat het de allerkleinste ondernemingen waren, die zich bij de Rijksverzekeringsbank aansloten.

Het gemiddelde verzekerde dagloon (= totaal verzekerde loonbedrag, gedeeld door het daarop betrekking hebbende aantal arbeidsdagen) bedroeg over 1907 f 1,715 voor de geheele verzekerde industrie (excl. het brandweerbedrijf). De langzaam voortschrijdende toeneming van dit gemiddelde hield ook in 1907 aan, zooals ook blijkt uit onderstaand staatje, hetwelk tevens een overzicht geeft van de gemiddelden in de 18 bedrijfsgroepen, genoemd in staat II.

Staat Y.

Gemiddeld verzekerd dagloon.

BEDRIJFSGROEPEN. (Salaire moyen par jour assuré.)

(Groupes d'industries.)

j 1903 1904 | 1905 j 1906 1907

I- 1,40 1,406 1,43 1,46 1,49

II. 3,28 3,35 3,49 3,545 3,31

III- 1,56 1,56 1,58 1,60 1,63

IV. 1,71 1,71 1,76 1,78 1,78

V. 1,68 1,685 1,72 1,71 1,74

VI. 1,49 1,50 1,52 1,53 1,54 =

VII. 1,07 1,10 1,13 1,145 1 13

VIII. 1,80 1,835 1,84= 1,875 1 88

IX. 1,32 1,32 1,326 1,336 1,34

X. 1,41 1,43 1,456 1,53 1,69

XI- 1,41 1,43 1,45 1,46 1,495

XII- 1,85 1,87 1,876 1,91 1,92

XIII. 1,69 1,71 1,715 1,75 1,79

XIV. 1,36 1,36 1,37' 1,375 1,401 XV. 1,19 1,23s 1,25 6 1,28 1,31

XVI. 1,77 1,825 1,84 1,88 1,935

XVII. 1,55 1,57 5 1,57 5 1,585 1,60

XVIII. 1,88 8 1,88 6 1,92 1,93 * 1,97

Groep I—XVIII .... 1,62' | 1,63 1,67« I 1,69» I 1,71»

De vrij belangrijke daling voor groep II is een gevolg van de uitschakeling van de als werkgevers beschouwde „bazen", waarover hiervoor gesproken werd.

B. Statistiek der ongevallen. In 1907 zijn voorgekomen 65 830 ongevallen (1906: 61 734), welke tot eenige schadeloosstelling aanleiding gaven. In 11 356 gevallen (1906: 10 404) bestond deze schadeloosstelling alleen uit genees- en heelkundige behandeling of vergoeding daarvoor. 3 274 aangiften van ongevallen (1906 : 3 078) gaven geen aanleiding tot eenigerlei schadeloosstelling. Van 1906 op 1907iseene toeneming van de ongevallenfrequentie van 3 pCt. te constateeren; van 1903 op 904 was de toeneming 17 pCt., van 1904 op 1905 : 9 pCt.. van 1905 op 1906: 10 pCt., zoodat in 1907 een einde is gekomen aan de snelle toeneming van jaar tot jaar. Hetzelfde valt waar te nemen bij beschouwing van de ongevallenfrequentie in de belangrijkste bedrijfsgroepen. Vooral van belang is de teruggang in de frequentie der gevallen van blijvende invaliditeit (1905 op 1906: + 8 pCt. 1906 op 1907: — 12 pCt.). H

Het aantal ongevallen betreffende blijvende invaliditeit bedroeg per 1000 type-werklieden 2,14, in Duitschland 3,94 en in Noorwegen 5,68; het aantal ongevallen hetwelk den dood tengevolge had, bedroeg 0,48, in Oostenrijk 0,65, in Duitschland 0,77 en in Noorwegen 0,84.

Een onderzoek naar den invloed van de uitgebreidheid der ondernemingen op het gevaar voor ongevallen, doet zien dat de ondernemingen van verschillende grootte-klassen alle in nagenoeg gelijke mate tot de vermeerdering van het aantal schadeloos te stellen ongevallen hebben medegewerkt.

Splitst men het aantal ongevallen naar den drager van het risico, dan blijkt ino c! a,an Per ' 000. type-werklieden voor risico van de Rijksverzekeringsbank 103,5 bedraagt, voor risico der naamlooze vennootschappen of vereenigingen 98,6.