BUITENLAND.

(ETRANQER.)

Arbeidsmarkt.

(.Bulletin du travail.)

België. (Belgique.) Maart 1913.') Door 40 kostelooze arbeidsbeurzen werden bij 4 696 aanvragen door patroons 4 845 aanbiedingen van mannelijke arbeidskrachten ingeschreven, d. i. 103 aanbiedingen op 100 aanvragen, tegen 122 in de vorige maand en 94 in Maart 1912. Omtrent de werkloosheid onder degeorganiseerden zijn nauwkeurige inlichtingen ingekomen van 280 vakvereenigingen met 77 687 leden. De Antwerpsche diamantbewerkers — waaronder de werkloosheid (6 pCt.) aanmerkelijk afnam — niet medegerekend, waren 985 der 74 071 leden van de overige vakvereenigingen werkloos of ruim 1,3 pCt., tegen 1,3 pCt. in Maart 1912. De seizoensverlevendiging was dus iets geringer dan het vorige jaar om dezen tijd.

Canada. Maart 1913.2) De toestand in de verschillende bedrijven en de stand der arbeidsmarkt waren over het algemeen gunstiger dan in Februari en het vorige jaar om dezen tijd; het stormweer op het laatst der maand maakte echter dat— vooral in Quebec en Ontario — in verscheidene ondernemingen niet gewerkt kon worden. Bij den landbouw ging over het geheel nog niet veel om. De vischvangst was, als gewoonlijk in deze maand, niet bijzonder groot. In het houthakkersbedrijf viel verlevendiging waar te nemen; de omvang van den houthak schijnt echter dezen winter het gemiddelde niet te bereiken en geringer te zijn dan aanvankelijk verwacht werd. De arbeiders verlieten meerendeels de bosschen, daar het wegens het ontbreken van sneeuw niet mogelijk was het hout te vervoeren. De opbrengst der mijnen bleef groot en aanzienlijke hoeveelheden konden verscheept worden. De fabrieken hadden veel te doen en voor de verschillende categorieën van vakwerklieden was er meer werk dan gewoonlijk om dezen tijd van het jaar. Bij den aanleg van spoorwegen begon weer bedrijvigheid te heerschen. Het spoorwegpersoneel had het druk. Hevige sneeuwstormen veroorzaakten groote storing in het goederenvervoer. In de bouwvakken was het slap tot den hevigen storm van 21 Maart, die groote vraag naar timmerlieden deed ontstaan; ook de nadering van het voorjaar droeg bij tot vermeerdering der bedrijvigheid. In de overige ambachten heerschte over het algemeen drukte; evenals de vorige maand hadden vooral de houtbewerkers veel te doen. In den groot- en den kleinhandel ging, vooral in de eerste helft van Maart, meer om dan de vorige maand. De vraag naar werklieden zonder vakkennis was niet groot, behalve voor grondwerk in eenige groote industriecentra. Landverhuizers bleven in grooten getale aankomen. Het index-cijfer der groothandelsprijzen was deze maa'nd-135,5 teeen 135,4 in Februari 1913 en 134,8 in Maart 1912.

Duitschland. (Allemagne.) Maart 1913.3) Hoewel de stand der arbeidsmarkt sedert de vorige maand over het algemeen gunstiger werd — zooals gewoonlijk om dezen tijd van het jaar — was de verbetering niet zoo groot als in Maart 1912. Volgens de meeste berichten uit de industrie gaf de toestand reden tot tevredenheid. Bij den kolenmijnbouw in het Ruhrgebied, Opper- en Neder-Silezië bleef het druk, doch in de bruinkolenbekkens van Midden-Duitschland en den Neder-Lausitz viel bij gebrek aan afzet niet genoeg te doen. In de ijzermijnen, ijzergieterijen, ruwijzer-, kali-, wol-, linnen- en kleedingindustrie heerschte bedrijvigheid; voorts over het algemeen ook in de machinenindustrie en de chemische nijverheid. In de katoenindustrie was de toestand onbevredigend en in de bouwvakken slecht.

Volgens de opgaven der ziekenkassen is de bedrijvigheid in Maart toegenomen. Op 1 April 1913 waren 87 514 personen meer werkzaam dan op 1 Maart (82 897 mannen en 4 617 vrouwen); de vermeerdering was echter veel geringer dan in Maart 1912 (130 001 personen). Stelt men het aantal op 1 Januari 1913 werk hebbende personen voor beide geslachten Op 100, dan is op 1 April 1913,

') Revue du Travail van 15 April 1913.

2) Labour Gazette van Canada van April 1913.

3) Reichs-Arbeitsblatt van April 1913.

6*