Denemarken.

0Danemark.)

Wet op den arbeid in bakkerijen. ')

(Loi sur le travail dans les boulangeries.)

De 24en December 1912 is een wet in werking getreden op den arbeid in brood-, koek- en banketbakkerijen, waarbij een van 6 April 1906 is ingetrokken en in hoofdzaak het volgende bepaald wordt.

De wet is slechts van toepassing op de bakkerijen, waarin niet tot het gezin van den werkgever behoorende personen werkzaam zijn. Zij geldt niet voor de personen, belast met het slijten, uitgeven en rondbrengen van het geproduceerde.

De bakkerspatroons zijn verplicht bij de fabrieksinspectie aangifte van hun onderneming te doen onder vermelding van den aard der onderneming, het aantal daarin werkzame gezellen en eventueel van de soort en grootte der daarin aangewende mechanische kracht.

Het is verboden leerplichtige kinderen in de onder de wet vallende bedrijven te laten werken, behalve wanneer zij 12 jaar zijn en reeds vóór 24 December 1912 in het bedrijf werkzaam waren. Personen beneden 18 jaar mogen niet langer dan 10 uur per etmaal te werk worden gesteld; na hoogstens 4'/2 uur arbeid moet hun minstens een half uur rust worden toegestaan. Nachtarbeid (tusschen 8 uur n.m. en 4 uur v.m.) is niet geoorloofd voor jongens beneden 16 en meisjes beneden 18 jaar; dit verbod geldt niet voor de jongens van ouder dan 15 jaar, die minstens een jaar bij het vak zijn of op 24 December 1912 reeds dergelijken arbeid in bakkerijen verrichtten. Jongens van 16 tot 18 jaar mogen des nachts alleen werkzaam zijn, indien o.m. het volgende wordt in acht genomen. Minstens één dag vóór zij nachtarbeid zullen verrichten dient het arbeidsboek — dat gegevens nopens den arbeidsduur en de rusttijden moet bevatten en volgens nadere voorschriften van den Minister zal worden ingericht en bijgehouden — aan den betrokken fabrieksinspecteur te worden toegezonden. Voorts zal de feitelijke arbeidsduur in Kopenhagen en Frederiksberg niet meer dan 57 en elders niet meer dan 60 uur per week of resp. 9'/2 en 10 uur per dag mogen bedragen. Al naar gelang de nachtarbeid vóór 4 uur of later eindigt, behoort terstond na het eindigen daarvan of van te voren een rusttijd van minstens 8 uur te worden gegeven. Ten slotte zal in het arbeidsboek moeten aangegeven worden, hoe lang de rusttijden zullen duren en wanneer zij ongeveer zullen aanvangen. Van de bepalingen nopens de aan de jeugdige werklieden te verleenen rusttijden kan ontheffing worden verleend, mits door den betrokken werkgever een even gunstige regeling als de wettelijke is voorgesteld. Gezellen beneden 18 jaar mogen door de patroons eerst in dienst genomen worden na vertoon van hun geboortebewijs; binnen 4 weken na den aanvang der dienstbetrekking moeten zij Jpovendien een geneeskundige verklaring overleggen, dat zij lichamelijk voor hun werk geschikt zijn. De kosten van het geneeskundig onderzoek moeten door den werkgever worden betaald.

Voor de volwassen gezellen zijn geen bepalingen betreffende den arbeidsduur, doch wel aangaande een wekelijkschen rusttijd in de wet opgenomen. Deze zal in Kopenhagen en Frederiksberg 24 uur bedragen en elders — krachtens overeenkomst tusschen de patroons en gezellen of hun vakbonden — eveneens 24 uur of minstens 16 uur op eiken Zondag (enkele uitgezonderd). In het laatste geval moet de vrije tijd tusschen 10 en 12 uur 's morgens aanvangen; voor koek- en banketbakkers om 2 uur n.m. Bij het begin of tegen het einde van dien rusttijd kunnen aan de gezellen, maar aan niet meer dan één per oven, zekere voorbereidende werkzaamheden worden opgedragen, welke, als het aantal rusturen minstens 24 is, hoogstens 3 en anders hoogstens 1 uur mogen duren. In het laatste geval moet in den loop der week eenzelfde tijd worden vrij gegeven als van de Zondagsrust is afgegaan.

Van de bepalingen nopens den arbeidsduur en de rusttijden mag, ingeval plaatselijke omstandigheden zulks vorderen, hoogstens 15-maal per jaar worden afgeweken. Het is verboden een arbeidster in de eerste 4 weken na haar bevalling in bakkerijen te laten werken, als zij geen bewijs van een arts kan overleggen, dat de arbeid haar noch haar kind zal schaden.

De Minister van Binnenlandsche Zaken kan op verzoek van den Arbeidsraad,

i) Soziale Rundschau van October 1912.