steilten. De ongevallenverzekering, thans in handen en uitgevoerd bij de Berufsgenossensehaften, zou vereenigd worden met ibeide genoemde verzekeringen. 1)

j. _ Gelijk reeds in vorige kronieken werd medegedeeld,had de stabilisatie

' 1,1é van het betaalmiddel o.m. tot gevolg, dat ook de loongrenzen, uitkeeringen, enz. krachtens de sociale verzekeringswetten, in goudmarken werden uitgedrukt. Ter aanvulling van hetgeen dienaangaande reeds vroeger werd medegedeeld, moge nog het volgende gelden. De uitbetaling van de ongevallenrenten en de toeslagen daarop vindt weer maandelijks plaats. Toeslagen worden slechts toegekend aan rentetrekkers, die 20 pCt. of meer invalide zijn. 2) Vóór den oorlog konden niet-verplicht-verzekerden zich vrijwillig verzekeren, voorzoover hun jaarinkomen niet hooger was dan 2 OCK) Mk.; thans is dit maximum teruggebracht tot 1800 Mk. 3) Naarmate een ongeval 20, 50, 70, 80 of 100 pCt. invaliditeit tengevolge heeft, wordt aan arbeiders in de nijverheid (landbouwbedrijven) een rente uitgekeerd resp. van 5 (3,60), 32,50 (23,33), 43,80 (32,66), 51,20 (37,83) of 64 (46,66) Goudmark per maand. Ook de uitkeeringen krachtens de ouderdoms- en invaliditeitsverzekering werden reeds vroeger op goudbasis gebracht; de ouderdoms- of invaliditeitsrente bedraagt voortaan 13 Goudmark, de rente aan weduwen (-naars) of weezen resp. 9 en 7 Goudmark, terwijl voor ieder kind van een rentetrekker beneden 15 jaar 3 Goudmark betaald wordt. 4)

Ook in F r a n lt r ij k bestond sedert «enige jaren het voornemen tot reorganisatie van de sociale verzekering; een ontwerp, waarbij voorzieningen inzake de verzekering tegen de risico's wegens ziekte, invaliditeit, ouderdom, overlijden enz. getroffen werden, werd destijds bij de Kamer van Afgevaardigden ingediend. 5) Het ontwerp stelt een verplichte verzekering in voor ruim 8000000 loontrekkenden en zal aan ongeveer 13 000 000 personen uitkeeringen waarborgen, doch vereischt jaarlijks aan bijdragen van verzekerden, werkgevers en den Staat een bedrag van ruim 3 milliard francs. Voor den Staat zouden de benoodigde uitgaven — in het eerste jaar 21000 000 francs — geregeld stijgen tot 95 000 000 francs, daarna geleidelijk afnemen om in het 45ste jaar na de invoering geheel op te houden. De wet zou een jaar nadat de noodige uitvoeringsmaatregelen getroffen waren, en nadat de middelen tot dekking van de lasten van den Staat in de begrooting waren opgenomen, in werking treden. Dit ontwerp is nu1 onlangs behandeld en aangenomen, doch het wordt niet waarschijnlijk geacht, dat het spoedig in werking zal treden, aangezien de onlangs ontbonden Kamer de benoodigde credieten niet meer gevoteerd heeft. °)

Voorts is in 11 a 1 i ë op 30 December 1923 een decreet inzake de ouderdoms- en invaliditeitsverzekering uitgevaardigd ter vervanging van dat van 21 April 1919. Het voor de verplichte verzekering in aanmerking komende maandloon is gebracht van 300 op 800 lire; pachters en kleine boeren zijn van de verplichte verzekering vrijgesteld. Verder is wijziging aangebracht in de voorschriften met betrekking tot de risico dragers: voortaan zal de Administratieve Eaad van het Nationaal Verzekeringsfonds bestaan uit twee commissies, de eene voor de ouderdoms- en invaliditeitsverzekering, de andere voor de werkloosheidsverzekering. De provinciale instellingen zullen in aantal verminderd worden en worden helast met de uitvoering der ouderdoms-, invaliditeits- en werkloosheidsver,zekering. Ten slotte zullen zelfstandige arbeiders en eigenaars van kleine landbouw-, handels- of industriëele ondernemingen, voorzoover de door hen aan den Staat te betalen directe belastingen een hepaald bedrag niet overschrijden, evenals gehuwde vrouwen, die huisarbeid verrichten, wier echtgenoot onder een der voor vrijwillige verzekering in aanmerking komende groepen valt, eveneens een dergelijke verzekering kunnen afsluiten. 7)

J) Informations Sociales, Vol. X, no. 5.

2) Soziale Praxis. 1924, no. 20.

3) Informations Sociales, Vol. X, no. 5.

Informations Sociales, Vol. X, no. 5.

5) Zie o.a. Revue du Travail, Vol. III, 1—2, 1921.

JJ Informations Sociales, Vol. X, no. 5.

7) International Labour Office, Legislative Series 1923, Italië, no. 12.