want na één mensenleven, omstreeks 1400, was het Frans zijn monopolie-positie grotendeels kwijt. Religieuze activiteiten bedienden zich van het Engels ; zo b.v. ook de Wycliffe-beweging ; dichters en schrijvers gebruikten Engels, b.v. Chaucer (1340—1400), in één woord: het Engels had Engeland weer veroverd. Maar.... met inschuiving van talloze Franse woorden in zijn idioom, welk aantal nog aanzienlijk toenam door de invloed van humanisme en renaissance in de 16de en 17é eeuw. Naar aanleiding van verschillende taaleigenaardigheden, b.v. het accentsysteem, voegvoorden, voorzetsels e.a. blijven we het Engels een Germaanse taal noemen, ondanks de welhaast onbegrensde voorraad Franse woorden in de woordenschat.

Wellicht was het interessant geweest als de heer Walker eens gewezen had op het frappante verschil in klemtoon van dezelfde woorden in het Frans en in het Engels. Het zuivere, overgeleverde Frans heeft zonder uitzondering de oude Latijnse klemtoon bewaard ; het Engels heeft deze in overeenstemming met het Germaanse gebruik naar voren verlegd. Ook in de later gevormde en overgenomen Franse woorden natuurlijk. Een paar voorbeelden misschien nog ter verduidelijking.

Latijn : Frans : Engels :

Viaticum voyoge voyage biloncem balonce bolance Castdlum chateou costle colorem couleur colour

gubernore gouverner govern historia histoire history

mercontum marchond merchant enz. enz. enz.

Dat de oude Latijnse „ictus” niet alleen voortleeft in het Frans, maar evenzeer in alle uit het

Latijn voortgekomen talen, moge voor de belangstellende lezer nog blijken uit een enkel voorbeeld, ontleend aan Kr. Nyrop : Manuel phonétique du Francais parlé.

Latijn: bonitateur ; Italiaans: bon(i)td ; Spaans: bondad ; Portugees: bondode ; Roemeens ; bunatote ; frans : bonté ; Proven?aals : bontot.

Daartegenover Engels dan weer : bounty I

Naar aanleiding van een en ander denk ik weer eens met weemoed terug aan Prof. Pater Gerlachus Royen en zijn zeer interessante en uiterst leerzame artikelen indertijd in 0.E.8. Aangezien Nederlandse taal toch wel het belangrijkste leervak blijft bij alle onderwijs tot en met het M.O. lijkt het mij zeer wenselijk voor 0.E.8. om de mogelijkheid eens te onderzoeken weer de medewerking te kunnen krijgen van een dergelijke eersteklas-deskundige. Ik denk hier b.v. aan Prof. Michels, die vermoedelijk zijn jarenlange relaties met taalstuderende onderwijzers aan de R.K. Leergangen nog wel niet vergeten zal zijn.

KLEINEN EN GROTEN

Wie iets presteert en wordt geëerd. Hou zich bereid voor kleine nijd Van vakgenoten. ’t Waarderend woord wordt slechts gehoord Van waarlijk groten. Quidam.

MEN ZEGT WEL

Men zegt: „Als ’t goed maar wordt gedaan. Door wie is om het even”. Maar nijd-loos naast elkander staan Is zèldzaam in het leven. Quidam.

KRONIEK

Er bestaat een essentieel verschil tussen toelatingseksamen en proefperiode. Het eksamen toont aan wat men wéét, beoordeelt de parate kennis, dus de dressuur, blikt in het verleden. De proefperiode echter kijkt vooruit en onderzoekt, of de leerling met de nieuwe stof zal kunnen werken, hetgeen natuurlijk van veel groter belang moet worden geacht.

Na afschaffing der toelatingseksamens heeft het verfoeilijke drillen geen zin meer en kan het onderwijs verlost worden van de „jammergestalten” die opleidingsschool heten. De Commissie van Uitvoering van het Christelijk Paedagogisch Studiecentrum schrijft in haar brochure „Examineerbare stof” terecht : „Het is nodig dat de opleidingsklassen, de opleidingsscholen verdwijnen, omdat ze zeer eenzijdig gericht zijn naar een bepaald doel:

het klaar maken voor het examen. Het gehele lager onderwijs ondergaat de invloed van de verkeerd gerichte toelatingsexamens”.

Als van boven af op de aangeduide wijze schoon schip wordt gemaakt, zal ook de onderlinge konkurrentie der schoolhoofden (zullen we maar hopen !) verdwijnen, die er maar al te licht toe komen het onderwijs op eigen school in de