WETTEN, KON. BESLUITEN, ENZ.

ROTTERDAMSCHE ONTWERP VAN ALGEMEENE VOORSCHRIFTEN, WAARAAN OVEREENKOMSTEN MET PARTICULIEREN BETREFFENDE DE EXPLOITATIE VAN HUN BEZIT ALS BOUWTERREIN ZULLEN HEBBEN TE VOLDOEN

Artikel 11, lid 3, wordt aangevuld met de volgende bepalingen ;

Wordt ter zake geen overeenstemming verkregen, dan zal de prijs bepaald worden door drie deskundigen. De ondernemer zal gehouden zijn binnen 3 weken, nadat hem opgaaf zal zijn gedaan van den van gemeentewege aangewezen deskundige, zijnerzijds een deskundige aan te wijzen, terwijl die beide deskundigen binnen een maand na de dagteekening van bedoelde kennisgeving den derden deskundige zullen hebben te benoemen en de 3 deskundigen binnen 3 maanden na denzelfden datum uitspraak zullen hebben te doen.

De drie deskundigen zullen worden aangewezen onder voorwaarde, dat, indien de door hen na afloop hunner werkzaamheden in te dienen declaratie door partijen te hoog wordt gevonden en een minnelijke regeling niet is te treffen, de vaststelling van het aan de deskundigen uit te keeren bedrag in hoogste instantie zal geschieden door den kantonrechter, binnen wiens ressort het terrein is gelegen. De kosten zullen door partijen, ieder voor de helft, worden gedragen.

Mochten de beide door partijen benoemde deskundigen niet tot overeenstemming komen omtrent de keuze van een derden of wel de 3 deskundigen in gebreke blijven uitspraak te doen binnen de 3 maanden, dan geschiedt de aanwijzing, hetzij van den derden deskundige, hetzij van 3 nieuwe deskundigen, op verzoek van de meest gereede partij, door het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en, zoo dit College niet binnen 3 maanden na dat verzoek tof de aanwijzing overgaat, door den hiervóór bedoelden kantonrechter.

Wanneer alle drie deskundigen of twee hunner het over de waarde eens zijn, wordt hun schatting aangenomen. Wanneer alle drie van gevoelen verschillen, wordt aangenomen de helft van de som van de beide schattingen, waartusschen het geringste verschil ligt, terwijl, indien het verschil tusschen de laagste en de middelste precies gelijk mocht zijn aan het verschil tusschen de middelste en de hoogste taxatie, de middelste schatting wordt aangenomen.

RECHTSPRAAK

ROOILIJN

KON. BESLUIT 16 OCTOBER 1933, NO. 39 WIJ WILHELMINA, ENZ

OvMwegende: dat Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van i Maart 1933, No. 97, hebben goedgekeurd het besluit van den raad der gemeente Emmen van 10 Januari 1933» No. 10, tot vaststelling van rooilijnen; dat tegen dit besluit van Gedeputeerde Staten bij Ons in beroep zijn gekomen:

I,• Siebring te Emmen, aanvoerende, dat hij van algemeen belang de vaststelling van de rootlijnen voor de Kolhoopstraat en gedeelten van de Weerdingerstraat op de wi)7e, als in voormeld raadsbesluit itiÊt noodzakelijk maakt, en dat daartegenover ernstige schade door dit raadsbesluit lijdt; dat toch de ywrgevel van zijne woning, staande op den hoek van de Kolhoopstraat en de Weerdingerstraat, ongeveer anderhalven meter moet worden achteruit gebracht, en de zijgevel in de Kolhoopstraat ongeveer één meter verder verwijderd moet worden van de Kolhoopstraat, door welk een en ander zij_n terrein te klein wordt voor behoorlijke bebouwinsr:

dat hij bovendien aan de Kolhoopstraat heeft een opslag-

plaats van bouwmaterialen, welke geheel zal moeten vervallen, doordat de rooilijn aan de Kolhoopstraat bij het vOTrmelde raadsbesluit wordt gelegd op 20 c.m. afstand van zijn schuur; dat deze opslag van bouwmaterialen eene reclame voor zijn zaak is, omdat daardoor zijn zaak aan iederen voorbijganger opvalt; dat op zijn terrein overigens geen ruimte beschikbaar is voor opslag van bouwmaterialen;

2°. H. A. Prins te Emmen, eveneens aanvoerende, dat zijns inziens de vaststelling van de bedoelde rooilijnen voor het algemeen belang niet noodzakelijk is, terwijl daartegenover hijzelf ernstige schade door dit raadsbesluit lijdt; dat toch zijne woning, staande op den hoek van de Kolhoopstraat en den Weerdingerweg, bewoond door drie gezinnen, waaronder twee winkeliers, ongeveer anderhalven meter verder van den weg Weerdingerstraat moet wordttfi verwijderd, en deswege als winkelpand veel van zijne waarde verliest; dat hij voorts in aansluiting aan de voormelde hoekwoningen langs de Kolhoopstraat een bouwterrein heeft, geschikt voor twee of drie woningen, welk bouwterrein belangrijk aan waarde verliest, indien, zooals het gemeentebestuur wenscht, een strook van ten minste 2 meter van dit terrein langs de Kolhoopstraat onbebouwd zal moeten blijven, daar immers dit bouwterrein daardoor te ondiep wordt; dat die weg thans eerder te breed dan te eng is;

Overwegende: dat blijkens de ingewonnen ambtsberichten de vaststelling van de rooilijnen, zooals deze in het jonderhavige geval door den raad is geschied, met het oog |op den verkeerstoestand ter plaatse noodzakelijk moet jworden geacht en mede ten bate van de aanst«|fide beiwoners zal strekjcen;

dat mitsdien Gedeputeerde Staten terecht hunne goedkeuring aan het desbetreffende raadsbesluit hebben verleend; Gezien de Woningwet;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN: de beroepen ongegrond te verklaren.

erfpachtscanon en huurprijs

KON. BESLUIT 17 OCTOBER 1933, NO. 24 WIJ WILHELMINA, ENZ

Overwegende: dat de raad van Huizen in zijne vergadering van 13 Februari 1933 heeft besloten: I. met wijziging van het raadsbesluit van 8 October 1931, No. 71 5 1928/20, inzake de uitgifte in erfpacht van grond aan J. Kok te Huizen, den canon van dien grond te bepalen op/o.ii per rn.2 per jaar, alzoo voor de geheele oppervlakte ƒ 489,83 per jaar; 11. met wijziging van het raadsbesluit van 8 October 1931, No. 71/3/1: i, b. den canon van alle gronden, welke de gemeente in erfpacht heeft uitgegeven voor meer dan ƒ o.ii per per jaar, te verlagen tot ƒ o.ii per per jaar, ingaande met den aanvang van het erfpachtsjaar in 1932; c. als gevolg van het sub b. bepaalde, het erfpachtsrecht nader vast te stellen als volgt: (volgt opsomming);

dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van I Maart 1933, No. 258, aan dit raadsbesluit hunne goedkeuring hebben onthouden, uit overweging, dat hun college bij besluit van 27 Juli 1932, No. 197, de goedkeuring heeft onthouden aan de besluiten van den raad van Huizen van 8 Maart 1932, waarbij de erfpachtscanon, onderscheidenlijk de huurprijs voor de bovenvermelde perceelen was gesteld op ƒ o.io per m.’* per jaar, en dat het gemeentebestuur in het daartegen ingestelde beroep bij Ons besluit van 27 Januari 1933, No. 54, niet-ontvankelijk is verklaard; dat het thans ter goedkeuring ingezonden raadsbesluit van 13 Februari 1933, waarbij het erfpachtsrecht, respectievelijk de huurprijs, op een bedrag van ƒ o.ii perm. 2 per jaar is bepaald, blijkbaar alleen is genomen om het verzuim van het gemeentebestuur, begaan bij het instellen van het beroep in eeiste instantie, te herstellen en daardoor de gelegenheid te openen alsnog eene beslissing van Ons ten principale uit te lokken; dat deze beweegreden uiteraard niet kan leiden tot wijziging van het standpunt