tot saneering van een gedeelte der oude stad, Men wil dit plan niet dadelijk in zijn geheel uitvoeren, maar beginnen met een gedeelte, waarin 115 huisperceelen zijn begrepen. Zooals gewoonlijk zullen de kosten van deze opruiming niet uit de opbrengst kunnen worden goed gemaakt. Er zal een verlies worden geleden, dat, op de gebruikelijke wijze over 50 jaar verdeeld, jaarlijks ƒ7691.53 zal bedragen. De Minister heeft zich bereid verklaard de helft daarvan voor rekening van het Rijk te nemen. Een verheugende daad.

EEN PARTICULIERE GEZONDHEIDSCOMMISSIE

Het besluit tot wijziging van de Gezondheidswet, waarbij de Gezondheidscommissies werden opgeheven, heeft aanleiding gegeven tot oprichting van een particuliere vereeniging, genaamd: „Gezondheids- en Woningcommissie voor de Zaanstreek”.

Deze nieuwe Gezondheidscommissie, die een voorloopig karaktér heeft, zal in 't belang van de volksgezondheid het werk der oude commissie zoo goed mogelijk trachten voort te zetten. Haar arbeid zal zich uitstrekken over de gemeenten Assendelft, Jisp, Koog a. d. Zaan, Krommenie, Oostzaan, Weuzaan, Wormer, Wormerveer, Wijde Wormer, Zaandam en Zaandijk, zulks in verband met de geografische ligging dezer gemeenten.

(De Nieuwe Dag)

STREEKPLANNEN

Blijkens dagbladberichten heeft een bijeenkomst van gemeentebesturen op de Veluwe plaats gehad, zulks' onder leiding van den Commissaris der Koningin in Gelderland, waarin de wenschelijkheid werd besproken om een streekplan voor de Veluwe te ontwerpen. Het verzoek van Ged. Staten aan de betrokken gemeentebesturen om aan de totstandkoming van een dergelijk plan hun medewerking te verleenen, werd in uitzicht gesteld. Ook voor het Noord-Westen van Limburg worden pogingen aangewend om tot de vaststelling van een streekplan te komen.

UIT DEN KRING DER BOUWVEREENIGINGEN

TOELATING INGEVOLGE DE WONINGWET

Sedert de vorige opgave is toegelaten als uitsluitend werkzaam ter verbetering van de volkshuisvesting de R.K. Woningbouwvereeniging „St. Jozef” te Monnikendam. Het aantal toegelaten corporaties bedraagt thans 1088.

WONINGHUREN

Onderstaande motie werd ons ter plaatsing toegezonden:

~De vergaderingen, belegd door de Woningstichting „Zomers Buiten” te Amsterdam voor de bewoners der woningen van het complex Stadionweg-Marathonweg op Maandag 15 Januari 1934 en voor de bewoners der woningen van het complex Noord op Maandag 22 Januari 1934, dringen er bij de Regeering en het Gemeentebestuur van Amsterdam ernstig op aan ten spoedigste maatregelen te nemen, welke kunnen leiden tot verlaging der woninghuren.

Deze verlaging is dringend noodzakelijk tengevolge van de vermindering der inkomsten van de arbeidersklasse. Wanneer niet spoedig wordt geholpen, zullen groote groepen arbeiders naar krotwoningen worden teruggedrongen en zal het bewonen van een woning door meerdere gezinnen snel toenemen, waardoor mensch en maatschappij voor langen tijd onberekenbare moreele schade zal worden toegebracht.”

VRAGENRUBRIEK

Vraag No. 77. Voor het houden van toezicht tijdens den bouw van een complex woningen onzer vereeniging moet een opzichter worden aangesteld. De vraag doet zich voor of deze opzichter moet worden benoemd door de vereeniging of door den architect. Wat lijkt U het beste '

Antwoord No. 77. Ingevolge art. 31 van de honorariumregeling vastgesteld door de Mij tot Bevordering der Bouwkunst en den Nationalen Woningraad, wordt het ’ opzichthoudend personeel in overleg met den opdrachtgever aangesteld en ontslagen door den

architect en staat hij bij den architect in dienstbetrekking (hoewel de vereeniging zijn salaris betaalt). Deze regeling lijkt ons de juiste. Als de architect den opzichter aanstelt in zijn dienst, is ook de architect aansprakelijk voor fouten, welke door den opzichter bij zijn werk mochten worden begaan (indien hij tenminste niet aantoont dat hij deze fouten niet had kunnen voorkomen). Stelde de vereeniging den opzichter aan, dan zou dit niet het geval zijn en de aansprakelijkheid en daarmede de verantwoordelijkheid voor een goed toezicht en een goede leiding tijdens den bouw over verschillende personen zijn verdeeld, hetgeen een ongewenschte toestand mag worden geacht.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN NEDERLAND

Bouwkundig Weekblad Architectura, No. 2, 13 Januari 1934. Schoonheidscommissies, door H. C. Verkruysen.

Schuilt er in de bezwaren, die veelvuldig tegen schoonheidscommissies worden aangevoerd iets, dat zijn grond heeft in het wezen van dit instituut ? Schoonheidscommissies zijn in de huidige periode noodwendig. Zij vormen de logische consequentie van een poging om in een tijd van dalende en ontwrichte cultuur wat van algemeen-aesthetisch belang is als zedelijke waarde hoog te houden. Echter mag de architect, als hij bereid is zich in het belang van wat boven zijn persoonlijk verlangen uitgaat zonder innerlijk verzet te onderwerpen aan een censuur van toevallig en tijdelijk tegenover of boven hem gestelde collega’s, op zijn beurt eischen dat deze collega’s hun taak opvatten in den zin van het hooge beginsel, het boven-persoonlijke belang, dat zij te dragen en te verwezenlijken hebben.

Gemeentebedrijf en administratie, No. 2, 20 Januari 1934.

Verlaging der onderhoudsnormen van woningwetwoningen, door W.M.A. van Kessel. Schrijver maakt melding van de circulaire van den Minister van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen, waarbij voor 1934 een korting op het onderhoud wordt voorgeschreven. Schrijver onderschrijft allerminst de meening van den Minister dat de tot dusverre voor onderhoud beschikbare bedragen geheel voldoende waren. De korting brengt dan ook het gevaar mee van verwaarloozing van het onderhoud. Om dit te voorkomen zullen de gemeenten moeten ingrijpen.

Heemschut, No. 12, December 1934.

De vestingwallen van Doesburg. Öpgekomen wordt tegen het plan van het gemeentebestuur om bij wijze van werkverschaffing een gedeelte der wallen af te graven en te egaliseeren. Veel beter zou het zijn het in gemeentebezit zijnde deel der buitenste vestinglinie geschikt te maken voor plantsoengordel en wandelsingel. Met een kaart.

Weekblad voor Gemeentebelangen, No. i, 5 Januari 1933.

Centralisatie, door (Mr. Dr. A.) V(os). Er bestaat gevaar dat de thans heerschende geest van centralisatie zich niet zal beperken tot die gevallen, die door den nood van den tijd inderdaad geboden worden, maar tevens zal worden gebruikt om den invloed van het centraal gezag op gemeentelijke aangelegenheden ook op ander gebied te versterken. Het ingediende wetsontwerp tot wijziging van de Woningwet bewijst dat dit gevaar niet denkbeeldig is. Het houdt in een volkomen vernietiging van alle zelfstandigheid der gemeentebesturen in hun zorg voor de volkshuisvesting op het gebied, dat hun is vrijgelaten krachtens hun autonomie, naast hun verplichte medewerking aan de uitvoering der Woningwet. Schrijver acht de voorgestelde regeling, waarbij een autonome functie der gemeente geheel afhankelijk wordt gesteld van voorwaarden, die bij algemeenen maatregel van bestuur zullen worden vastgesteld, niet te rijmen met de Grondwet. De Grondwet kent geen regeling van de bevoegdheid der gemeentebesturen bij algemeenen maatregel van bestuur. Zij eischt daarvoor in art. 142 een wet. Weliswaar vindt hier de algemeene maatregel van bestuur zijn oorsprong in de wet, maar een regeling van de wet, die bestaat in een blanco-opdracht tot regeling aan de Kroon, is niet meer een regeling bij de wet, maar in werkelijkheid een regeling bij algemeenen maatregel van bestuur. Afgescheiden hiervan is de voorgestelde centralisatie ongewenscht, omdat hierdoor voor een gedifferentieerde voorziening in zeer uiteenloopende plaatselijke behoeften een uniforme, althans niet-deskundige, opvatting van