maar in de Seine talrijke eilandjes aanwezig zijn, die, begroeid, in hun tegenwoordigen staat zullen blijven, omdat ook deze bij hoogwater worden geïnundeerd. Met vele afbb. en kaartje.

Les Lotissements dans la Région Parisienne, door G. Bisson. Aan de hand van cijfers wordt aangetoond hoe reeds sedert het midden der vorige eeuw belangrijke stukken natuurschoon zijn verkaveld en voor bewoning in beslag genomen. In den eersten tijd werd daarbij nog voor behoorlijken aanleg en behoorlijke wegverbinding gezorgd. Later, vooral na den oorlog, nam de trek naar de buitenwijken, in hoofdzaak van minder gegoeden, steeds grooter proporties aan, met het gevolg dat volstrekt onordelijke kolonies met volstrekt onvoldoende wegen en wegverbindingen ontstondzn, ten deele als volkstuintjes, ten deele voor bewoning in uiterst eenvoudige woningen. De oppervlakte van deze nederzettingen is thans in totaal reeds grooter dan geheel Parijs. Sedert de wet Sarraut in 1924 tot stand kwam, is de onordelijke bebouwing eenigszins verminderd.

Les lésultats de la Loi Sarraut pour I'aménagement des lotissements défectueux, door H. Descamps. De wet Sarraut van 1924 heeft staatssubsidie ter beschikking gesteld om verbetering te brengen in den chaotischen toestand, in het vong artikel beschreven, niet alleen in de omgeving van Parijs, maar ook eldeis, waar soortgelijke toestanden zijn ontstaan. Subsidie wordt verleend voor verbetering, in hoofdzaak vetharding der wegen, en het aanleggen van rioleering er leidingen. De opzet van de wet is dat vereenigingen van belanghebbenden worden gevormd. Voornamelijk daar, waar de overheid zich in dit opzicht moeite gaf, zijn zeer belangrijke verbeteringen tot stand gekomen, en zijn de wegen in behoorlijken staat gebracht, terwijl ook leidingen zijn aangelegd. Het was voor de bezitters niet altijd mogelijk de benoodigde gelden bijeen te brengen; somtijds sprongen dan de betrokken gemeentebesturen bij. Maar deze zijn lang niet altijd daartoe in staat: immers vele der koloniën hebben zich gevormd op gebied van gemeenten met een gering aantal inwoners en nagenoeg geen financieele draagkracht. Niettemin kan men zeggen dat de toestand thans aannemelijk is geworden. Toch zal meer moeten geschieden. Immers veelal worden de verbeterde wegen niet door de gemeente overgenomen en geschiedt er dus niets voor onderhoud. Bij de uitvoering is te 'veinig gelet op de beteekenis van elke kolonie op zichzelf; er zijn dientengevolge wegen aangelegd voor kolonies, die toch weder te gronde zullen gaan. Daarbij hebben ook speculatieve krachten zich doen gelden; terreinen zijn toegankelijk gemaakt ten voordeele van eigenaars, die ze waarschijnlijk toch voor geen ander doel dan volkstuintjes zullen kwijt raken enz. In het algemeen echter heeft de wet veel goeds gedaan. Volledig tot haar recht kan ze echter eerst komen, wanneer er (na herziening op onderdeelen tevens een algemeen uitbreidingsplan voor Groot Parijs tot stand komt.

Wegens plaatsgebrek moet een gedeelte van het buitenlandsch Oveizicht van Tijdschriften tot het volgend nummer blijven liggen.

NIEUWE AANWINSTEN VAN DE BIBLIOTHEEK

In Januari 1934 zijn ingekomen:

Twee lezingen over het Verkeerswezen, gehouden door Prof. Mr. F. de Vries en S. A. Reitsma op den yen Accountantsdag van de Vereeniging van Gemeente-Accountants (21 October 1933) te Utrecht. Overdruk Financieel Overheidsbeheer (bijgewerkt) 15 November 1933. 1933, 136 blz.

Onze Gemeentelijke gebiedsindeeling IV, uitgave van de centrale commissie voor bezuinig:ing der Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel. Overdruk uit Maatschappij-Belangen van Dec. 1933.

Grondslagen voor de Stedebouwkundige ontwikkeling van Amsterdam. Studie betreffende de industrie te Amsterdam, loaa. 316 blz.

Voorloopige lijst van Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Deel XI, De provincie Groningen, 1933, VI, 281 blz.

Stoer, H. F. M., De Rooilijn, 1933, IX, 133 blz. Vuuren, L. van. Een Nationaal Park, z.j. 55 blz.

Provinciale Utrechtsche Welstands-commissie, Verslag 1931, 1932. Verslag van het Bouw- en Woningtoezicht van de Gemeente Leiden over het jaar 1932.

Beredeneerd verslag van hetgeen met betrekking tot verbetering der Volkshuisvesting in de gemeente Leiden in 1932 is verricht.

Verslagen van den Dienst van Bouw- en Woningtoezicht der gemeente Tilburg, 1928 tot en met 1932.

Perry, Clarence Arthur, The Rebuilding of Blighted Areas. A Study of The Neighborhood Unit In Replanning And Plot Assemblage, 1933, 59 blz. Aarbog f9r Bygge- og Boligvaesen 1933. Udgivet af Kobenhavns Almindelige Boligselskab, 196 blz.

Planning and National Recovery, Planning Problems presented at the twenty-fifth National conference on City Planning, held jointly with the American Civic Association at Baltimore, Maryland, October 9 to ii, 1933, IV, 158 blz.

Chapman, H., Town and Regional Development. A Guide to the Town and Planning Act. 1932, z.j., 245 blz. Smith, D. H., The Industries of Greater London. Being a Survey of the recent industrialisation of the Northern and Western sectors of Greater London, 1933, XI, 188 blz. Booth, Percival, Stadtrandeinzelsiedlung im Siedlungsdienst, 1933» 32 blz.

Report of the National Park-committee. Presented to Parliament by the Financial secretary to the Treasury by command of His Majesty, April 1931.

BOEKBESPREKINGEN

HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE VOOR DEN HOOGEN BOUW

Men zal zich herinneren hoe de Gemeenteraad van Amsterdam in 1928, onder invloed van het streven naar het aanbrengen van „accenten” in de stedelijke bebouwing, besloot om voor enkele bepaald aangeduide terreinen vrijstelling te verkenen van de bepalingen der bouwverordening, welke aan het tot stand komen van hooge woongebouwen in den weg stonden. In den loop van de toen gevoerde besprekingen was de wenschelijkheid gebleken om het vraagstuk van den hoogen bouw in breeder verband dan alleen als een esthetische aangelegenheid te beschouwen; van verschillende zijden werd de vraag gesteld, of hooge bebouwing geen bijdrage zou kunnen leveren tot de oplossing van het vraagstuk, hoe goede en goedkoope woningen te bouwen voor de bevolkingsgroepen met lage inkomens. Op 29 Maart 1929 stelden Burgemeester en Wethouders een Commissie in om hun dienaangaande voor te lichten.

Het thans in het Gemeenteblad opgenomen rapport van deze Commissie behandelt de vragen:

1. op welke wijze arbeiderswoningen in hoogen bouw zouden moeten worden ingericht; 2. of in hoogen bouw goede en tegelijkertijd goedkoope arbeiderswoningen zouden kunnen worden verkregen; 3. op welke wijze een wijk in hoogen bouw schematisch zou moeten worden ingericht;

4. welken invloed hooge bouw op de kosten en de exploitatie van bouwterreinen zou hebben; 5. of onze wetgeving tot het oprichten van woonhuizen in hoogen bouw gelegenheid geeft.

De centrale vraag, of hooge bouw tot het verkrijgen van lagere bouwkosten zou kunnen bijdragen, wordt door de Commissie ontkennend beantwoord. Wel wordt eenig voorbehoud gemaakt, omdat noch binnen noch buiten onze grenzen voorbeelden van arbeiderswoningen in hoogen bouw te vinden zijn en het gevormde oordeel derhalve moet steunen op ervaringen, welke werden opgedaan met flatbouw voor welgestelden en op kalkulaties aan de hand van min of meer schetsmatige plannen.

Het wil voorkomen dat juist in dit ontbreken van voorbeelden een bij uitstek krachtige aanwijzing voor een ontkennende beantwoording van de gestelde vraag zou zijn gelegen; enkele leden van de Commissie oordeelen echter anders; zij zijn van meening dat er te weinig materiaal aanwezig was voor het trekken van konklusies en achten daarom de instelling van een kern-commissie tot voortzetting van de studie gewenscht.

De overige beschouwingen van de Commissie verliezen na het oordeel ten aanzien van de bouwkosten grootendeels haar praktische beteekenis; zij blijven niettemin op menig punt (inrichting