Ten slotte werd tot een motie besloten, welke luidt als volgt: „De afdeeling Groningen van den Nationalen Woningraad, kennis genomen hebbende van het wetsontwerp tot wijziging van de Woningwet, zooals dit ook na de jongste wijziging nog luidt; Van oordeel, dat met name devoorgestelde centralisatie schadelijk is voor de goede woningvoorziening en -exploitatie;

spreekt de hoop en de verwachting uit, dat de Staten-Generaal het wetsontwerp niet onveranderd zal aanvaarden.” Besloten wordt deze motie aan de plaatselijke pers mede te deelen.

De voorzitter bracht een woord van hartelijken dank en hulde aan den heer Bommer voor zijn zeer interessante en leerrijke rede. Hierna sluiting.

J. P. K.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN NEDERLAND

De 8 en Opbouw, No. 6, 17 Maart 1934. Het woongebouw „Bergpolder” te Rotterdam in aanbouw, door Ir. W. van Tyen. Architecten zijn Irs.J. Brinkman en W. van Tyen en L. C. van der Vlugt. Het gebouw bestaat uit negen boven elkander gelegen galerijen, waaraan telkens acht woningen liggen. Het woonoppervlak is zoo klein mogelijk gehouden (nog geen 50 m“) met vermijding van alle ruimteverbrokkeling en hokkerigheid. De woning bestaat uit een woonvertrek van 3.49 m bij 3.80 m. De aangrenzende slaapkamer voor de ouders heeft een oppervlakte van 2.44 m bij 3.80 m. Zij is met een glaspui van het woonvertrek gescheiden en kan bij het gebruik van opklapbedden overdag ook voor woondoeleinden gebruikt worden. Verder is er een kinderkamer van 2.44 m bij 3.57 m, eveneens in directe verbinding met het woonvertrek. Met opzet zijn alleen woningen voor kleine gezinnen gemaakt, omdat men met een modern woningtype nu eenmaal in de eerste plaats is aangewezen op jonge menschen. De woningen zijn centraal verwarmd en van een eenvoudige waschgelegenheid voorzien. In den kelder bevindt zich een aantal wasch- en droogcellen, benevens voor elke woning een bergplaats. Naast het gebouw ligt een speelterrein. Er is gelegenheid om op het dak een kinderverblijf te maken. Met afbb.

Bouwbedrijf, No. 5, 9 Maart 1934. Haagsche Bouw-ellende, door Prof. Ir. J. G. Wattjes. Schrijver bespreekt een weigering van B. en W. om in een bepaald geval bouwvergunning te verkenen en merkt naar aanleiding hiervan op dat in de Residentie de conflicten in het bouwbedrijf niet van de lucht zijn, dat er dikwijls groot verschil in opvatting bestaat tusschen verschillende officieele instanties, dat de schoonheidscommissie den schijn geeft niet geheel onpartijdig te oordeelen en dat het resultaat is een zeldzaam leelijke stad. De hoop, dat aan dezen wantoestand een einde zou komen, doordat een bekwaam man de leiding van de stads-ontwikkeling in zijn geheel voor zijn verantwoording zou krijgen, is weder niet vervuld.

Bouwkundig Weekblad Architectura, No. 12, 24 Maart 1934. Dorpswoningen te Nes op het eiland Ameland, door A. Baart. Korte beschrijving der mooie dorpswoningen. Veel schoonheid is al vernield door verbouwing dezer woningen, teneinde meer ruimte voor pensiongasten te krijgen. Gelukkig begint het gemeentebestuur het gevaar in te zien en worden er maatregelen tegen genomen. Met afbb.

Publieke Werken, No. 10, Maart 1934. De partieele uitbreidingsplannen „Pylsweert” en „Krommeryn” te Utrecht, door Ir. L. N. Holsljoer. Beschrijving van deze beide plannen. Het eerste omvat een terrein van ongeveer 41 ha, vari alle zijden reeds ingebouwd. Het tweede betreft den open Zuidoosthoek van de stad. Het omvat eveneens een terrein van ongeveer 41 ha. Met kaarten.

r. G. (Technisch Gemeenteblad), No. 12, Maart 1934. Weekend-huisjes in Aalsmeer, door Ir. W. Gyzen. In verband met de te verwachten neiging om ook in Aalsmeer z.g. weekendhuisjes op te richten, heeft de gemeenteraad eenve/ordening vastgesteld, welke den bouw ervan regelt. De verordening is in het artikel afgedrukt.

Bouwkosten van arbeiderswoningen, door A. S. Lanjouw. Schrijver geeft een overzicht van den kostprijs per m’ van sedert 1914 te Deventer gebouwde vereenigings- en gemeentewoningen. Het blijkt dat de kostprijs van 1932 dien van 1914 reeds dicht naderde. Voor 1933 zijn geen gegevens bekend. Schrijver meent echter dat de bouwkosten in 1933 eer gedaald dan gestegen zullen zijn, zoodat de huidige prijzen nog maar weinig boven die van 1914 uitkomen. De prijsdaling moet voornamelijk worden toegeschreven aan de daling der materiaalprijzen, de mechanisatie en de normaliseering van onderdeelen.

Wegen, No. 5, i Maart 1934. Het tram-autobus-vraagstuk in verband met de stadsuitbreiding, door Ir. P. Bakker Schut. Deze uitvoerige studie,. welke in het bizonder betrekking heeft op de residentie, is ontstaan naar aanleiding van de vraag of in de toekomst überhaupt nog sprake zal zijn van trainvervoer. Schrijver concludeert o.a. dat bij de nieuwe stadsuitbreiding de mogelijkheid van tramlijnen niet uit het oog mag worden verloren. In het profiel van de daarvoor in aanmerking komende hoofdverkeerswegen dient een vrije baan voor de tram te worden opgenomen. Mocht, tegen de verwachting, van nieuwe tramlijnen geen sprake zijn, dan zal die vrije baan dienst kunnen doen voor snel-autobusverkeer. De phase, waarin de vraag „tram of autobus” thans verkeert, geeft geen aanleiding om principieel wijziging te brengen in de practijk, welke de laatste jaren is gevolgd ten aanzien van de afmetingen en de profileering van de hoofdverkeerswegen in de buitenwijken. Met verschillende staten, grafieken, enz.

DUITSCHLAND

Baugüde, No. 4, 25 Februari 1934. Die Sanierung von Elendsvierteln door E. Neufert. Overzicht over Engeland en Nederland, het eerste kort, het tweede uitvoerig ten aanzien van Amsterdam. Voor Duitschland wordt een program ontwikkeld.

Der Stockholmer Stadtebauwettbewerb door Dr. Ir. F. Tamrns. Zeer uitvoerige bespreking, waarbij het oordeel der jury over de verschillende ontwerpen wordt weergegeven. Met vele afbb. en kaarten.

Deutsche Bauzeitung, No. 10, 7 Maart 1934. Entschadigung im Stadtebau door Dr. Ir. Rappaport. De schrijver constateert met voldoening dat thans in de Rijkswet is vastgelegd dat bij het in exploitatie brengen van bouwterrein een zeker gedeelte ten behoeve van straat-aanleg enz. kosteloos aan de gemeente moet worden afgestaan, en meent dat hierin een overwinning is te zien van het nat. soc. beginsel Gemeinnutz vor Eigennutz. Het percentage is voor open bebouwing vastgesteld op 25 %> bij gesloten bebouwing op 35 %; dat een dergelijke vaste regel tot moeilijkheden en onbilhjkheden kan leiden, wordt niet gereleveerd, evenmin dat ook de hoogte der bebouwing een factor is, warmee rekening behoort te worden gehouden. Op vereenvoudiging der procedure wordt aangedrongen. Met recht legt de schrijver er den klemtoon op dat een veel belangrijker maatregel, aan het genoemde beginsel, zal moeten zijn de aanwijzing van terreinen, welke wel, en van zulke, welke niet voor bebouwing in aanmerking zullen komen. Hieromtrent is de bestaande wetgeving niet geheel duidelijk. Voor de toekomstige wetgeving worden enkele aanwijzingen gegeven. Der Wiederaufbau von Luhe door Dr. H. Hormann. Marktplaatsje, een paar jaren geleden voor twee derden afgebrand. Over den herbouw worden mededeelingen gedaan. Met afbb.

, No. 11, 14 Maart 1934. Autobahn und Grossstadt-Auflockerung door Niemeyer. De werktijd zal op den duur moeten worden verkort, omdat niet voor alle aanwezige arbeiders werk is te vinden. Aanvulling van het levensonderhoud moet worden gevonden in tuinbouw. Decentralisatie is daarvoor noodig. Reeds de aanwezige spoorwegen kunnen met het oog daarop diensten bewijzen; van meer belang nog zijn de autowegen. Nu de aanleg daarvan op groote schaal wordt ter hand genomen, is het zaak ook aan dit vraagstuk aandacht te wijden.

Monatshefte für Baukunst und Stadtebau, No. 3, Maart 1934. Das Vierspanner-Einfamilienhaus, Arch. P. Unglehrt. Laagbouw ter vervanging van huurkazernen; vier woningen liggen, in rijen gebouwd, back to back, telkens om een klein binnenplaatsje