meenen wij dit gevaar, hetwelk funeste gevolgen voor onze organisatie zou kunnen hebben, geringer te maken. De contributieverlaging zal meebrengen dat wij orize eigen uitgaven nog eens onder de loupe moeten nemen en hier en daar een bezuiniging toepassen. Spreker kan echter nadrukkelijk verklaren dat deze bezuinigingen de werkkracht van den Woningraad niet zullen aantasten. Hij eindigt met een beroep op de aangesloten vereenigingen om in dezen ernstigen tijd de organisatie trouw te blijven.

Nadat de Voorzitter nog eens nadrukkelijk erop gewezen heeft dat het bestuursvoorstel een algeheele contributieverlaging van 10% inhoudt en dat hetgeen door Enschede hieromtrpt werd opgemerkt dus onjuist is, wordt het voorstel in stemming gebracht en met groote meerderheid van stemmen aangenomen.

Hierna is het woord aan den Heer Mr. J. Gerritsz, wethouder voor Openbare Werken en Volkshuisvesting te Haarlem, voor het houden van een inleiding over „De Ontwikkeling van de Volkshuisvesting te Haarlem”. |

spreker”geeft in korte trekken een overzicht van de ontwikkeling der stad. Omstreeks 50 jaar geleden had zij practisch gesproken nog de oppervlakte van de oude vestingstad. In 1880 bedroeg: het aantal inwoners ongeveer 38.000, welk aantal even groot was als in 1620. Na 1880 is de eigenlijke uitbreiding begonneii. Dei wijken, welke toen tot stand kwamen, droegen echter weinig bij: tot verbetering van de volkshuisvesting. Als regel hadden de arbeiderswoningen een inhoud van 160-200 m*, terwijl de huurprijs omstreeks ƒ 2.10 per week beliep. Veel van dergelijke ningen werden gebouwd door coöperatieve vereenigingen, dit zich het verschaffen van woningen in eigendom aan haar ledv| ttt doel stelden. .

Het initiatief om met steun krachtens de Woningwet tot woningbouw te komen, is uitgegaan van eenige sociaal voelende personen ter plaatse. In 1912 kwam dientengevolge de Haarlemsche Stichting voor Woningverbetering tot stand. Het eerste woningcomplex van deze stichting, gebouwd in de Amsterdamsche buurt, kwam in 1915 voor bewoning gereed.

Intusschen had oot het winstbeoogend particulier initiatief niet stil gezeten. Op het oude buiten „Het Klooster” ontwikkelde zich het geheele Schoterkwartier.

De oorzaak van deze uitbreiding werd gevormd door een opleving van de bestaande industrie (waaronder de typografische industrie) en een ontwikkeling van nieuwe industrie (voornamelijk de metaalnijverheid). Voorts kwamen in de eerste jaren van deze eeuw de gemeentebedrijven in exploitatie, terwijl Haarlem heel Kennemerland voorzag van bouwarbeiders, die in de stad hun woonplaats hadden. In 1912 waren in de „bloemenstad” per 100 inwoners meer arbeiders werkzaam in bedrijven, die onder de Veiligheidswet vielen, dan in Amsterdam.

In 1916 kwam een tweede woningcomplex van de reeds genoemde stichting tot stand. Toen tijdens de oorlogspisis ook een gebrek aan middenstandwoningen ontstond, waren zij en de Bouwvereeniging „Huis ter Cleef” de eersten, die ook middenstandswoningen bouwden.

De behoefte aan terreinen voor woningbouw en industrie-uitbreiding drong ertoe om de uitbreiding van de stad niet meer partieel, maar in haar geheel te bezien. In 1919 besloot de gemeenteraad een commissie in te stellen ter bestudeering van de vraag, langs welke bestaande, zij het te verbeteren, of te projecteeren hoofdverkeerswegen het verkeer naar, door en uit de gemeente behoorde te worden geleid, alsmede welke bestemming in het algemeen aan bepaalde deelen der gemeente moest worden gegeven. Deze commissie bracht in 1923 rapport uit, het z.g. Verkeersrapport, hetwelk den grondslag vormde voor de uitbreidingsplannen en de verdere ontwikkeling van de gemeente, terwijl het voor de binnenstad voor een belangrijk deel nog altijd als richtsnoer geldt.

Inmiddels stichtte de Woningstichting „Patrimonium” resp. 318 en 74 arbeiderswoningen en 81 middenstandswoningen en brachten verschillende andere bouwvereenigingen onderscheidene woningcomplexen tot stand.

OolT de gemeente ging tot woningbouw over. In 1923 was als wethouder voor Openbare Werken en Volkshuisvesting de Heer Reinaida opgetreden. Systematisch werd toen de bevordering van den bouw van arbeiderswoningen ter hand genomen, waaronder de bouw van woningen voor ouden van dagen. Voor een en ander was noodig kennis van omvang en aard der behoefte aan huisvesting, om welke redenen besloten werd tot het houden van een woning- en gezinstelling. Om dit alles goed te behartigen, werd naast het Bouw- en Woningtoezicht de Woningdienst en

het Woningbedrijf gesticht. Een en ander leidde tot het nemen van eenige belangrijke besluiten, welke betroffen: instelling van een middenstandsfonds; een jaarlijksche uitgavenpost van ƒ 25.000.- ter verlichting van te hooge huren; onbewoonverklaring op belangrijke schaal; bouw van woningen voor ouden van dagen, economisch-zwakken, sociaal-zwakken en groote gezinnen; instelling van een gemeentelijke stichting voor centraal woningbeheer. Na de grensuitbreiding van 1927 werd een uitbreidingsplan voor de geheele gemeente vastgesteld. Teneinde op de hoogte te blijven van het verloop der woningbehoefte in de verschillende huurklassen werden hiervan regelmatig kwartaaloverzichten gemaakt. Om een inzicht te krijgen in den aard der uitbreiding van het inwonertal werd regelmatig nagegaan welk deel van de toeneming arbeiders en kleine middenstanders betrof en welk deel beter gesitueerden. Tevens werd nagegaan vestiging en vertrek van werkelooze arbeiders en, wat de beroepen betreft, speciaal van metaalbewerkers en bouwarbeiders.

I Bij de latere uitbreiding is ernaar gestreefd het karakter van Haarlem als „bloemenstad” zooveel mogelijk te behouden. In Haarlem-Noord werd een geheele groenstrook midden door de bebouwing vrijgehouden. Aan de bestaande open ruimten werden nieuwe toegevoegd, o.a. door den aanleg van een stadskweektuin en een gemeentelijk speelterrein met een bad- en zweminrichting. De watermolen van den Schoterveenpolder werd behouden. Het oude „Huis te Zaanen” werd tot park aangelegd, een partij van 5 ha, terwijl in het oude huis zelf een filiaal van de Openbare Leeszaal gevestigd werd. Bedenkt men daarbij dat om de forten te Spaarndam door de Kringen een groot gedeelte groen zal moeten blijven, dan kan men zich een voorstelling maken van het tuinstadachtige, om niet te zeggen landelijke karakter van het noordelijk gedeelte der gemeente. In niet geringe mate draagt hiertoe het karakter bij van de bebouwing, welke vrijwel uitsluitend uit eengezinshuizen bestaat. _ |

In het zuidoosten is langs het Zuider Buiten-spaarne een groot park in het uitbreidingsplan opgenomen, terwijl daar een hoofdweg met waterpartij is_ geprojecteerd.

Naar spreker's meening zal de ontwikkeling van de stad thans het meest moeten worden gezocht naar het westen, ten eerste, omdat het een algemeen verschijnsel is, dat de steden zich naar het westen ontwikkelen en ten tweede, omdat daar de gronden hooger gelegen zijn dan in het zuidoosten, waardoor de grondkosten gunstig beïnvloed worden. Ben moeilijkheid voor de ontwikkeling in westelijke richting wordt evenwel gevormd door de spoorlijn Haarlem-Leiden.

sprekende over de grondprijzen deelt inleider mede dat in ■ overleg met de Regeering is vastgesteld dat de grondprijs voor | volkswoningbouw niet meer mag bedragen dan ƒ 9.- per en j voor woningen voor sociaal- en economisch-zwakken ten hoogste f 7- per

'Onder de huidige omstandigheden kunnen te Haarlem woningen met een inhoud van ruim 200 m® gebouwd worden voor een eindprijs van ƒ3OOO.- a f 3400.- (grond inbegrepen) waardoor de kostprijshuur van ƒ 4.20 tot ƒ 4.70 bedraagt. J

Van vele woningen, in den duurderen tijd gebouwd, waren de huren belangrijk hooger, n.l. van ƒ 6.- tot ƒ 7.80, hoewel het type minder is dan dat van de woningen, welke thans gebouwd worden. Mede in verband met de daling van het volksinkomen is het gemeentebestuur ertoe overgegaan maatregelen te treffen, welke tot verlaging dezer huren leiden. Om dit laatste financieel mogelijk te maken worden de nieuwe woningen tegen eenigszins hoogere prijzen verhuurd dan noodig is om de kosten te dekken, waardoor een overschot wordt verkregen. Voorts trekt de gemeente elk jaar een bedrag van ƒ 16.000.- (oorspronkelijk ƒ 25.000.-) voor dit doel uit. Daarnaast is het mogelijk gebleken de kapitaalrente voor woningen, niet met rijksvoorschot gebouwd, te verlagen, terwijl de renteverlaging voor de rijksvoorschotten in dit verband eveneens van beteekenis is.

De huren der middenstandswoningen zijn in den loop van de laatste jaren al aanzienlijk verlaagd. Terwijl bij het begin van de exploitatie dezer woningen de totale huur ƒ 328.916.09 bedroeg, is dit thans ƒ 230.154.-. Hieruit blijkt dat de huren reeds met rond 9iin

" Hoewel de financieele omstandigheden voor de gemeente Haarlem verre van rooskleurig zijn (van de in de goer jaren ontstane metaalindustrie is nog maar tveinig over, nieuwe industrieën vestigen zich niet meer), blijft het gemeentebestuur erop bedacht om den aanbouw van nieuwe woningen zoodanig te doen zijn, dat de huurverlagingen ook verder kunnen worden doorgezet,

Na deze inleiding wordt vanwege de Federatie van Haarlem-