voldaan door crediteering van de rekening van het Rijk bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. Deze crediteering moet hebben plaats gevonden binnen 8 dagen, nadat de gemeente die aflossing heeft ontvangen. Bij de crediteering wordt de beschikking van den Minister van Financiën aangehaald, waarbij de definitieve vaststelling van het bedrag van het betrokken voorschot heeft plaats gevonden.

Indien de gemeente in gebreke blijft een crediteering als in het vorig lid bedoeld op tijd te doen plaats vinden, is zij verplicht over het verschuldigde bedrag aan het Rijk rente te vergoeden van den dag, waarop dit bedrag verschuldigd was, tot en met den datum van crediteering van de rekening van het Rijk. Deze rente wordt berekend naar den rentevoet van het betrokken voorschot.

6. In geval van openbaren verkoop van het onderpand wordt de rekening van het Rijk in opdracht van de gemeente binnen 8 dagen na ontvangst van het aan de gemeente afgedragen deel der opbrengst gecrediteerd voor de aan het Rijk toekomende bedragen, tenzij de gemeente zich den eigendom van het onderpand mocht verwerven, in welk geval de gemeente zich nader met het Rijk zal kunnen verstaan.

7. Burgemeester en Wethouders dragen zorg, dat de bepalingen, vervat in de aan de „regelen” toegevoegde concepthypotheekacte, in de hypotheekacte worden opgenomen. Indien zij nog andere bepalingen in de acte wenschen te doen opnemen, geven zij daarvan bij de doorzending van de aanvraag kennis aan den Minister van Sociale Zaken.

Indien het gemeentebestuur het in het eerste lid bepaalde nalaat, stelt het Rijk zich niet mede aansprakelijk voor eenig verlies. Bovendien is het voorschot terstond opvorderbaar, wanneer de gemeente één of meer bepalingen niet of niet behoorlijk naleeft.

8. Aanvragen om beschikbaarstelling van toegezegde gelden moeten intijds, doch zoo mogelijk drie weken voordat uitbetaling moet plaats vinden, door het gemeentebestuur geschieden aan het Departement van Financiën, Administratie der Generale Thesaurie, onder opgaaf van den datum waarop het geld beschikbaar moet zijn en onder overlegging van de volgende stukken: a. een afschrift van het taxatierapport;

b. een verklaring van Burgemeester en Wethouders of van het gemeentelijk bouwtoezicht, dat de bouw is uitgevoerd overeenkomstig de bij de aanvraag behoorende en door den Minister van Sociale Zaken goedgekeurde bescheiden, volgens de bepalingen, vervat in de „Regelen”, zoomede volgens die, vervat in de gemeentelijke bouwverordening;

c. een verklaring van het gemeentebestuur, dat het zorg zal dragen, dat de in punt 7 bedoelde bepalingen in de hypotheekacte worden opgenomen.

Aanvragen, welke niet overeenkomstig deze bepalingen zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

De van Financiën bepaalt na ontvangst der aanvraag het definitieve bedrag van het aan de gemeente te verkenen voorschot en doet daarvan mededeeling aan het gemeentebestuur, hetwelk vervolgens aan het Departement van Financiën (Administratie der Generale Thesaurie) een op zegel gestelde schuldbekentenis doet toekomen volgens het bij deze regeling behoorend model. Na ontvangst van deze schuldbekentenis zal door het Departement van Financiën op de uitbetaling orde worden gesteld.

De Minister van Sociale Zaken, w.g. J. R. Slotemaker de Bruine De Minister van Financiën, w.g. Oud

Aan de gemeentebesturen

De Ned. Staatscourant van 21 November 1934, No. 225 bevat het volgend besluit van 30 October 1934.

Eenig artikel

Voor zoover de benoodigde gelden bij de wet beschikbaar zijn gesteld, kunnen Onze Ministers van Sociale Zaken en van Financiën volgens door hen te stellen regelen en onder door hen te stellen voorwaarden aan de gemeenten rentedragende voorschotten verstrekken, ten einde de gemeenten in staat te stellen aan particuliere bouwers, ten behoeve van den bouw van arbeiderswoningen van passenden huurprijs, geldleeningen te verstrekken onder verband van tweede hypotheek.

De Mnisters van Sociale Zaken en van Financiën; Gezien het Koninklijk besluit van 30 October 1934 n°. 26; Hebben goedgevonden: vast te stellen de volgende

REGELEN BETREFFENDE HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN VOORSCHOTTEN ONDER VERBAND VAN TWEEDE HYPOTHEEK VOOR DEN BOUW VAN ARBEIDERSWONINGEN VAN PASSENDEN HUURPRIJS

I. Voor de stichting van arbeiderswoningen van passenden huurprijs worden door het Rijk aan de gemeenten rentedragende voorschotten verstrekt, ten einde de gemeenten in staat te stellen aan particuliere bouwers geldleeningen te verstrekken onder verband van tweede hypotheek.

2. De voorschotten worden bij gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van Sociale Zaken en van Financiën toegezegd tot daarbij voorloopig bepaalde bedragen. De definitieve vaststelling dier bedragen geschiedt door den Minister van Financiën. Weigering van voorschot geschiedt bij beschikking van den Minister van Sociale Zaken (hierna aangeduid als de Minister).

3. De voorschotten worden slechts verstrekt voor woningen, waarvan de inhoud niet meer bedraagt dan:

a. voor eengezinshuizen 250 m®; b. voor perceelen, waarin niet meer dan twee woningen boven elkaar zijn gelegen, gemiddeld 225 per woning; c. voor perceelen, waarin meer dan twee woningen boven elkander zijn gelegen, gemiddeld 200 per woning. De inhoud wordt gemeten buitenwerks boven den beganen grondvloer; bij de berekening worden schuurtjes, bergplaatsen en dergelijke ruimten, ook al zijn deze aangebouwd, niet medegerekend.

Onder den gemiddelden inhoud van elke woning in een meergezinshuis wordt verstaan de inhoud van het geheele perceel, gedeeld door het aantal woningen. Bevat een zoodanig perceel een zolder of sousterrain, uitsluitend voor bergruimte bestemd, dan kan de inhoud daarvan, indien deze niet grooter is dan 20 m® per woning, buiten rekening worden gelaten.

In gemeenten, waar een arbeiderswoningtype van grooteren inhoud inheemsch is, kan worden toegestaan, dat de bovengenoemde maten in overeenstemming worden gebracht met de ter plaatse geldende. Eveneens kan, indien in een complex een aantal woningen wordt opgenomen, die bestemd zijn voor groote gezinnen niet bescheiden inkomsten, bij de bepaling van den inhoud der woningen met de behoefte aan meer woonruimte der groote gezinnen rekening worden gehouden.

4. Voor winkelwoningen wordt in het algemeen alleen dan voorschot verleend, wanneer zij deel uitmaken van een woningcomplex.

5. De gevels der wonitigen moeten voldoen aan redelijke eischen van welstand. De woningen moeten voorts aan de volgende minimum eischen voldoen:

a. de aanleg van de fundeering moet ten minste 0.40 m beneden het tegen de woning aansluitende terrein gelegen zijn; b. er moet een behoorlijk trasraam worden aangebracht;

c. de buitenmuren der woningen en muren, welke woon- of slaapvertrekken afscheiden van ruimten, niet tot de zelfde woning behoorende, mogen geen mindere dikte verkrijgen dan i 8 cm; bij gebruik van IJsselsteen kan echter met éénsteenswerk worden volstaan. Alle overige scheidingsmuren tusschen woningen moeten minstens een halven steen dik zijn;

d. de binnenafscheidingen van meergezinshuizen moeten van brandvrij materiaal worden vervaardigd; e. elke woning moet voorzien zijn van een gang- of toegangsportaal; wasch- of bijkeuken, schuren, e.d. kunnen als zoodanig beschouwd worden;

ƒ. bedsteden mogen niet worden gemaakt; g. de kasten mogen niet een zoodanige afmeting verkrijgen, dat deze voor slaapgelegenheid kunnen worden gebezigd;

h. een privaat, toegankelijk uit een vertrek of keuken, moet daarvan gescheiden zijn door een voorportaal. Privaten moeten voorzien zijn van voldoende ventilatie met de buitenlucht; i. ieder der zolderkamers moet voorzien worden van beweegbare rechtstreeks in verbinding met de buitenlucht staande ramen.

6. De Minister behoudt zich voor bij bebouwing van in erfpacht uitgegeven terreinen voorschot te weigeren, indien de erfpachtsvoorwaarden van dien aard zijn, dat daaruit een abnormaal risico voortvloeit. Overigens kan steeds zonder opgaaf van redenen een verzoek om voorschot worden afgewezen. Zoodanige afwijzing zal in het algemeen plaats vinden, indien ter plaatse zooveel wo-