BOUWVERGUNNING STEIN

KON. BESLUIT 20 JUNI 1935, NO. 60

Op de voordracht van de Ministers van Sociale Zaken en van Binnenlandsche Zaken heeft de Kroon een besluit van Burgemeester en Wethouders van Stein, waarbij vergunning is verleend tot het bouwen van huizen op een terrein aan het Smeetswegske aldaar, vernietigd wegens strijd met de wet.

„Overwegende dat volgens artikel 6 van de Womngwet bouwvergunning moet worden geweigerd voor ieder plan, dat niet voldoet aan de bouwverordening van de betrokken gemeente, voorzoover daarvan geen vrijstelling is verleend; „dat volgens de plannen huizen zouden, worden gebouwd op eenigen afstand achter de, ter plaatse geldende, voorgevelrooilijn; , 1- IJ •

„dat die plannen mitsdien niet voldoen aan het bepaalde in artikel 7 van de bouwverordening van Stein, volgens hetwelk „bij het bouwen van een gebouw aan een weg geen naar de ■wegwijze gekeerde gevel anders dan in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn, mag worden geplaatst'; „dat de vergunning derhalve en bij het ontbreken van vnjstelling van bedoeld voorschrift moest zijn geweigerd en in strijd met de wet is verleend.”

BOUWVERGUNNING CULEMBORG

KON. BESLUIT 25 JUNI 1935, NO. 48

Op de voordracht van de Ministers van Sociale Zaken en van Binnenlandsche Zaken heeft de Kroon een besluit van Burgemeester en Wethouders van Culemborg, waarbij vergumung is verleend voor een bouwplan, vernietigd, wegens stnjd met de wet, „Overwegende, dat volgens artikel 6, tweede lid, van de Woningwet bouwvergunning moet worden geweigerd, mdien het bouwplan, voor welks uitvoering zij wordt gevraagd, afwijkt van een goedgekeurd plan van uitbreiding; , , , „dat het plan strekt tot het bouwen van woningen op een perceel, dat voor een ander doel plantsoen of plein is bestemd bij een plan van uitbreiding, hetwelk is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland; „dat het bouwplan mitsdien afwijkt van een pedgekeurd plan van uitbreiding en de vergunning derhalve had moeten worden geweigerd.”

VOORSCHRIFTEN EX ARTIKEL 43 DER WONINGWET BUSSUM

KON. BESLUIT I JULI 1935, NO. 2Ö

Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten van Noord Holland, houdende goedkeuring van een door den Raad van Bupum vastgestelde verordening, tot regeling van den aard der bebouwing en het gebruik van gronden, binnen de bebouwde kom zijn belanghebbenden in beroep gekomen bij de Kroon. De Kroon heeft dit beroep ongegrond verklaard.

lICCIL WIL r _ Overwegende; dat de appellanten in de eerste plaats aanvoeren, dat de onderwerpelijke verordening in strijd zou zijn met artikel 43 der Woningwet, aangezien dit artikel slechts spreekt van den aard der bebouwing en de hierbedoelde verordening o.m. de beperking van het aantal winkels ten doel heeft;

„dat zulks echter niet opgaat, aangezien de aard eener bebouwing toch ook bepaald wordt door het M of niet voorkomen van wmkelhuizen en eene verordening, regelende den aard van de bebouwmg, derhalve ook voorschriften met betrekking tot het al of niet toelaten van winkelbouw mag bevatten; . . .

„dat evenmin gegrond is de van de zijde der appellanten in de openbare vergadering der Afdeeling van den Raad van State voor de Geschillen van Bestuur, waarin over deze zaak verslag is uitgebracht, nader toegelichte grief, dat aan burgemeester en wethouders geen bevoegdheid is gegeven tot het verkenen van ontheffing van het verbod van artikel lo der bebouwingsvoorschriften; . , „f.

„dat het immers aan den gemeenteraad staat te bepalen ot, en zoo ja, in hoeverre aan burgemeester en wethouders de be-

voegdheid tot afwijking van een raadsbesluit zal worden gegeven; „dat hier geen voldoende aanleiding bestaat, wegens het ontbreken van eene desbetreffende bepaling, goedkeuring aan de verordening te onthouden; „dat de appellanten voorts wel aanvoeren, dat hun aan de Brinklaan grenzend terrein voor den bouw van winkelhuizen als aangewezen is, doch dat op grond van de ter zake ontvangen ambtsberichten moet worden aangenomen, dat in de hierbedoelde omgeving, waar het gemeentebestuur na de demping van de haven een geheel nieuw stadscentrum beoogt te vormen met een eemgszins monumentale bebouwing, het bouwen van winkelhuizen misolaatst zou zijn;

iniSpiaaLoL ZUU ZiJXI, „dat de thans aan hun terrein gegeven bestemming ook geenszins ten nadeele der eigenaren is te achten, aangezien het bouwen van vrinkelhuizen aan de Brinklaan een doelmatig gebruik van het daarachter gelegen terrein in de toekomst onmogelijk zou maken.’

BOUWVERGUNNING AMELAND

KON. BESLUIT 6 JULI 1935, NO. 3I

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en van Binnenlandsche Zaken heeft de Kroon een besluit van den Raad van Ameland, waarbij vergunning werd verleend voor den bouw van een zomerhuisje aldaar vernietigd wegens strijd met de wet. Het plan strekte tot den bouw van een zomerhuisj e op een afstand van 21.5 m van een reeds bestaand zomerhuisje, terwijl de gemeentelijke zomerhuisjesverordening eischt dat de vnje afstand tusschen twee zomerhuisjes in de duinen ten minste 25 m bedraagt.

ROOILIJNEN HUIZEN

KON. BESLUIT 12 JULI 1935» NO. 45

Tegen een besluit vzn Gedeputeerde Staten van Noord Holland tot goedkeuring van rooilijnen in de gemeente Huizen zijn belanghebbenden in beroep gekomen. De Kroon heeft dit beroep ongegrond verklaard, . . ...

gruiiu vciiuaciiu, , • , j • j „Overwegende, ten aanzien van de inachtneming der in de Woningwet gestelde termijnen, dat het besluit van den raad der gemeente Huizen van 28 December 1931 vaststelling van een rooilijnenkaart voor de kom dier gemeente weliswaar op I Maart 1932 en derhalve niet binnen den in artikel ii, le lid, der wet gestelden termijn van 2 x 24 uur na de vaststelling door het gemeentebestuur aan Gedeputeerde Staten is toegezonden, doch dat de overschrijding van dezen termijn in het onderhavige geen voldoenden grond oplevert om alsnog aan het hierbedoelde raadsbesluit goedkeuring te onthouden; u- u tx i v „dat Gedeputeerde Staten daarna wel eeist bi; hun besluit van 19 December 1934? No. 326, dit raadsbesluit hebben goedgekeurd, doch dat dit besluit niet ingevolge het in artikel ii, le lid, der Woningwet van toepassing verklaarde artikel 231 der gemeentewet geacht moet worden reeds eerder te zijn goedgekeurd, nu Gedeputeerde Staten bij hun besluit van 27 April 1932, VxooiiccitiCT zake hebben verdaagd.

No. hunne beslissing te aezer zaxe neuucn vcxuaagv^, „Overwegende, ten aanzien van de hoofdvak, dat de appellanten in hunne beroepschriften wel stellen, dat zij door de onderwerpelijke rooilijnvoorschriften zijn benadeeld, doch dat, nog, dat zij verzuimen aan te toonen, deze benadeeling bestaat, zulks reeds hierom niet met vrucht tegen de door Gedeputeerde Staten verleende goedkeuring kan worden aangevoerd, omdat de appellanten voor het geval, dat zi) werkelijk mochten lijden, ingevolge de eveneens door den gemeenterad op 28 December 1931 vastgestelde schadevergoedingsverordemng zich met een verzoek tot vergoeding dier schade tot den gemeenteraad kunnen wenden, terwijl er voor hen beroep op Gedeputeerde Staten openstaat, wanneer de gemeenteraad afwijzend of niet binnen 2 maanden op dit verzoek heeft beschikt, dan wel de schadevergoeding op een lager bedrag heeft vastgesteld dan door de commissie van deskundigen is aangegeven;

„dat, aangezien overigens niet van bezwaren tegen de werpelijke rooilijnvoorschriften is gebleken. Gedeputeerde mitedien terecht het desbetreffende raadsbesluit hebben goedgekeurd/'