leidde tot een te groot aantal duurdere en middenstandswoningen en een onvoldoend aantal woningen in de laagste huurklassen. De Overheid dient daarom huns inziens den bouw van andere dan arbeiderswoningen, en speciaal van middenstandswoningen, te beperken, en den bouw van goedkoope woningen door vereenigingen en gemeenten aan te moedigen door daarvoor op ruime schaal voorschotten beschikbaar te stellen. |

Wat dit laatste betreft, werd door andere leden opgemerkt, dat het naar hun oordeel niet op den weg der Regeering ligt om den bouw van middenstandswoningen tegen te gaan. Tegen het met Rijkssteun bouwen van gemeente- en vereemgingswomngen hadden deze leden geen bezwaar, mits de Regeering bij het verkenen van dien steun slechts in het oog houdt, dat de Overheid in zake de woningvoorziening alleen behoort op te treden waar het oarticulier initiatief te kort schiet.

Sommige leden vroegen zich af, of het systeem van huurtoeslagen bij de steunverleening er niet toe leidt, dat de huurders niet voldoende belang hebben bij de huurverlaging. Zij drongen 'er met ernst bij de Regeenng op 33n, dezen kant van de zaak nd eens te j”

I Voorts werd gevraagd waarom de Regeering de oorspronkelijk voorgesteide verlenging van de annuïteiten tot 75 wederom heeft laten varen. Mocht dit uitsluitend geschied zijn met het oog op de bezwaren, welke van de zijde der gemeenten tegen deze verlenging zijn aangevoerd, dan zouden de leden, die deze quaestie ter sprake brachten, dit betreuren, aangezien, naar zij meenden, die bezwaren vooral gericht waren tegen een algemeene toepassing daarvan en de gemeenten zich met toepassing uitsluitend 1 in de daarvoor in aanmerking komende gevallen wèl zouden kunnen vereenigen. Deze leden zouden gaarne vernemen of bii den Minister ook nog andere dan de hierbedoelde bezwaren gegflripn hebben. '

” Eenige leden zouden gaarne vernemen of de Regeering beschikt over betrouwbare gegevens omtrent het aantal leegstaande woningen in de grootste gemeenten, verdeeld over de verschillende huurklassen. Zoo ja, wil de Regeering deze gegevens dan bij de Memorie van Antwoord meedeelen ? Voorts werd gevraagd of de Regeering een onderzoek wil laten instellen naar de inkomens van de bewoners der z.g. Woningwetwoningen, ten einde na te gaan of deze woningen wellicht verhuurd zijn aan personen, die krachtens hun inkomen niet voor de huur van deze woningen in aanmerking behoorden te komen. Gewezen werd op het onder-I zoek, te Amsterdam ingesteld door de vereeniging „Het Eigendomsrecht”. Een soortgelijk onderzoek zou ook in andere plaatsen j ingesteld dienen te worden. Wil de Regeering, zoo vroegen deze leden, indien zij daartoe bereid is, de uitkomsten zoo spoedig j mflßelijk publiceeren?

Verscheidene leden waren van oordeel, dat de krotopruimmg | krachtiger dient te worden aangepakt. De activiteit op dit gebied: is naar zij meenden, den iaatsten tijd sterk afgenomen. Als een I der oorzaken van de stagnatie op dit gebied beschouwden zi) de; opheffing der gezondheidscommissies. De inspecteurs van dei Volksgezondheid beschikken niet over voldoenden tijd om diti werk in vollen omvang van de opgeheven gezondheidscommissies over te nemen. Zij zijn overbelast, zooals uit het jaarverslag van den hoofdinspecteur over 1934 („Verslagen en Mededeelingen betreffende de Volksgezondheid 1935”, afl. 4) duidelijk blijkt. Met het oog op dezen ongewenschten toestand vroegen de hier aan het woord zijnde leden, of de Minister bereid is, overeenkomstig een toezegging van zijn ambtsvoorganger, de totstandkßMÉm van te bevorderen. ■

Eemge leden uitten klachten over den gang van zaken bij de krotopruiming in het noorden des lands. In verscheidene Drentsche en Friesche gemeenten is op dit gebied nog zeer veel te doen., De medewerking der Regeering laat, naar de meening dezer leden,, echter te wenschen over. Zij hadden den indruk, dat voor krot-r opruiming in het zuiden des lands gemakkehjker schotten worden verleend dan voor hetzelfde doel in de noordelijk®

Voorts stelden deze leden de vraag, of bij het netnen van beslissingen over het al dan niet verstrekken van Rijksvoorschotten het feit, dat een gemeente noodlijdend is, een rol speelt. Mocht inderdaad voor krotopruiming in een noodlijdende gemeente minder gemakkelijk een Rijksvoorschot gegeven worden dan voor hetzelfde doel in andere gemeenten, dan zouden deze ledeti dit ten zeerste betreuren. De krotbewoners mogen met de dupe worden van den ongunstigen financiëelen toestand hunner gemeenten. Deze leden erkenden, dat de benarde financiëele toestand van het Rijk een belemmering vormt voor het verstrekken van

Rijksvoorschotten op ruime schaal, doch zij drongen er op aan, de beschikbare middelen zoo billijk mogelijk te verdeelen en ook aan de noodlijdende gemeenten daarin haar aandeel te geven. Een aantal leden vestigde nog in het bijzonder de aandacht op de woningtoestanden in en om Emmen. Niettegenstaande reeds vele keten en krotten zijn afgebroken, is er nog steeds een gebrek aan behoorlijke woningen. Deze leden drongen er bij den Minister op aan, maatregelen ter verbetering van dezen huns inziens onhoudbaren toestand te bevorderen; deels zouden d.eze moeten bestaan in aanbouw van nieuwe woningen op ruime schaal, deels in het uitvaardigen van een vestigingsverbod, ten einde te voorkomen, dat de vraag naar woningen in deze streek nog grooter wordt.

Andere leden, die eveneens gaarne verbetering gebracht zouden zien in de woningtoestanden in Zuid-Oost-Drenthe, hadden tegen een vestigingsverbod principiëele bezwaren. Zij meenden bovendien, dat er van een trek naar Emmen en omliggende plaatsen geen sprake is; de economische toestand is er dan ook zeker niet gunstiger dan in andere streken, eerder het tegendeel, en de belastingen zijn er zeer hoog.

Enkele leden verzochten den Minister maatregelen te willen beramen tot opruiming van een groot deel der thans in gebruik zijnde woonscheepjes, welke vaak nog slechter zijn dan onbewoonbaar verklaarde woningen.

Enkele leden verzochten den Minister te willen bevorcleren, dat bouwplannen geheel worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Woningwet en de daarop rustende verordeningen. Zij hadden daarbij het oog op de houding van het gemeentebestuur van Wageningen, dat een bouwvergunning heeft verleend, welke huns inziens in strijd is met de door den raad dier gemeente vastgestelde bouwvoorschriften (zie de N. R. C. van 26 Sept. 1935, Avondblad D). Begin Mei 1935 heeft een belanghebbende aan de Kroon vernietiging van dit besluit verzocht. Kan de Regeering mededeelen, zoo vroegen zij, wat de reden is dat daarop nog geen beslissing is genomen!

Sommige leden maakten tegen de schrapping van het geheele subsidie voor het Nederlandsch instituut voor de volkshuisvesting bezwaar. De arbeid van dit instituut, dien deze leden van groot belang achtten, wordt daardoor ten zeerste belemmerd.

MEMORIE VAN ANTWOORD

Het verheugt den ondergeteekende, dat vele leden hunne instemming betuigden met de verhooging van den post voor de bijdragen. , ,

Het oordeel van verscheidene leden, dat het bereikte resultaat onvoldoende is en dat de Regeeringspolitiek op dit terrein als mislukt moet worden beschouwd, acht de ondergeteekende niet juist. De huren der Woningwetwoningen zijn over het algemeen goed verlaagd; op het platteland komen huren beneden ƒ 3, zelfs van ƒ 2 voor; daar worden ook goedkoope woningen gebouwd, tot zelfs voor ƒ 1200.

De moeilijkheid van groote huurverlaging bestaat vooral in enkele groote steden, waar de gemeentelijke lasten hoog zijn en eene belangrijke verlaging daarvan nog niet mogelijk is, zonder dat de gemeentelijke begrooting niet meer sluitend zou zijn. Toch heeft ook daar huurverlaging plaats gevonderi. De ondergeteekende is voorshands niet bereid, instelling van huurcommissies te bevorderen, omdat daarvoor deugdelijke gronden niet kunnen worden aangevoerd. De verdere verlaging van huren van Woningwetwoningen in groote steden blijft aan de orde en zal zooveel mogelijk worden bevorderd. , ,

De ondergeteekende kan aangaande de voornemens met Detrekking tot het wetsontwerp betreffende sommige vaste lasten op dit oogenblik geen nadere mededeeling doen. Wat gedaan kan worden om de op particuliere rustende lasten als erfpachtscanon, enz., te verlagen, zal met worden nagelaten, maar daarbij zijn velerlei moeilijkheden te overwegen.

De aangevraagde 3I millioen voor huurverlaging zal alleen worden gebruikt voor woningen, waarvoor Rijksvoorschotten nog bestaan of Rijksbijdragen worden toegekend. Woningen, die alleen met steun van de gemeenten zijn gebouwd, staan buiten de bemoeiing van het Rijk. De huren van deze woningen kunnen het inderdaad voor eene gemeente moeilijk maken, mede te werken tot voldoende verlaging van de met Rijkssteuri gebouwde woningen, maar dit is tot dusver voor het Rijk geen reden geweesl