om van voldoende huurverlaging af te zien. De bouw van die woningen is niet van Rijkswege beoordeeld; het is zeer wel mogelijk, dat tegen dergelijke woningen van Rijkswege bezwaar zou zijn gemaakt. De gemeente heeft daarbij naar eigen inzicht de belangen der volkshuisvesting behartigd; het is volkomen billijk, dat zij zelve het risico daarvan draagt. Wat de huurverlaging in de groote steden betreft, moet ook in de rekening genomen worden de moeilijkheid van de gemeentelijke lasten.

Ten aanzien van de middelen, die in het Voorloopig Verslag worden genoemd ter stimuleering van de huurverlaging, wordt het volgende opgemerkt.

I. De nieuwe bijdragen zijn aldus geregeld: het Rijk betaalt 75 pet., de gemeente 25 pet., tenzij de gemeente financieel onmachtig is, dat deel te dragen, in welk geval het Rijk een grooJer deel betaalt.

2. Dit middel zal te zijner tijd nader worden overwogen, waarbij dan uiteraard met alle in aanmerking komende belangen zal moeten worden rekening gehouden. 3. Deze erkenning kan de ondergeteekende niet geven. Batige saldi van exploitatie van woningen, die alleen met gemeentelijken steun zijn gebouwd, komen niet in de fondsen, bedoeld in art. 29 en volgende van het Woningbesluit, omdat de Regeering niet het recht heeft die saldi te vorderen; logisch en billijk aequivalent daarvan is, dat die fondsen ook niet gebezigd worden voor woningen, die zonder Rijkssteun zijn gebouwd.

4- Dit middel kan niet worden toegepast. De Rijksbijdrage rnoet een goed bepaalde bestemming hebben alleen voor woningen, bij welker bouw en exploitatie het Rijk betrokken is. De bouw van goedkoope volkswoningen heeft de volle aandacht van de Regeering; er zijn reeds plannen, waarvoor Rijksvoorschot is toegezegd, in uitvoering; andere plannen zijn nog in onderzoek. Dit alles betreft de voorziening in de behoefte aan arbeiderswoningen met lage huren. De bouw van duurdere woningen laat de Regeering over aan het particulier bouwbedrijf. Bij de plannen voor den bouw van goedkoope woningen moet ook rekening worden gehouden met den voorraad van leegstaande woningen, die vooral in de groote steden groot is. In Amsterdam overtreft hij verre lo.ooo; in Rotterdam is de voorraad ruim 10.000. Deze feiten nopen tot goed overleg.

De on3ergeteekende overweegt ernstig het effect van huurtoeslagen bij steunverieening; bij herhaling worden daarnaar onderzoekingen ingesteld. Er zijn gevallen met ongewenscht gevolg, maar er zijn ook gevallen, waarin de huurtoeslag nuttig werkt. Het zeer belangrijke punt blijft intusschen de volle aandacht van den onrli>tH(>teekende houden. ■

De oorspronkelijk voorgestelde verlenging van den annuïteitsduur tot 75 jaar is niet doorgezet om drie redenen: i. Het Rijk zou daardoor een belangrijk bedrag aan inkomsten derven; 2. van verschillende gemeenten werden overwegende bezwaren ingebracht; 3. er zou een scherpe scheiding gemaakt moeten worden tusschen woningen, die gebouwd zijn in den duren tijd van onsolide materialen en woningen, die solide gebouwd zijn. De Regeering beschikt niet over andere gegevens omtrent het aantal leegstaande woningen in de grootste gemeenten, verdeeld over de verschillende huurklassen, dan die onderscheidene gemeentebesturen zelf hebben gepubliceerd. Op de inkomens van bewoners van woningwetwoningen wordt gelet. De Directeur-Generaal van de Volksgezondheid vraagt in verband met voorstellen voor huurverlaging dikwijls een overzicht van de inkomens der bewoners; blijkt dat er bewoners zijn, die eene duurdere woning kunnen betalen, dan wordt er op aangestuurd, dat aan die bewoners de huur wordt opgezegd en de woningen ter beschikking komen voor arbeiders met lage loonen. Anderzijds wordt ook nagegaan of bewoners met zeer lage inkomens in voor hen te dure woningen verblijven. Met het gemeentebestuur van Amsterdam is reeds enkele jaren geleden met succes over deze aangelegenheid overleg gepleegd; thans is andermaal overleg gaande, ook met andere groote gemeenten. Over het algemeen kan gezegd worden, dat de gemeentebesturen medewerken. Het onderzoek naar de inkomsten geschiedt telkens incidenteel; een algemeen onderzoek is niet mogelijk. Publiceeren van uitkomsten geval voor geval zou naar de meening van den ondergeteekende weinig zin hebben.

De krotopruiming wordt voortgezet, nl in den zin van krotvervanging, maar in verband met den financieelen nood van lüjk en gemeenten wordt zij thans beperkt tot de bepaald schadelijke gevallen, zoowel in hygiënisch als in moreel opzicht. Den ondergeteekende is niet bekend, dat zijn ambtsvoorganger toegezegd heeft, de totstandkoming van woningcommissies te zullen bevorderen; hij meent, dat ten deze nog eenigen tijd gewacht

moet worden, omdat de instelling van die commissies allicht zou leiden tot nieuwe uitgaven voor de gemeenten.

De ondergeteekende ziet geen grond voor de veronderstelling, dat voor krotopruiming in het zuiden des lands gemakkelijker Rijksvoorschotten worden verleend dan voor hetzelfde doel in de noordelijke provinciën.

Het feit, dat een gemeente noodlijdend is, is tot dusver nog geen motief geweest om af te zien van vervanging van schadelijke krotten. De krotopruiming zelve, nl. door onbewoonbaarverklaring, hangt af van het initiatief van de gemeentebesturen; onbewoonbaarverklaring veroorzaakt geen kosten voor de gemeente. Ook noodlijdende gemeenten krijgen haar aandeel in den steun van het Rijk om schadelijke toestanden te verbeteren.

De woningtoestanden in en om Emmen hebben de volle aandacht van den ondergeteekende. Er wordt geleidelijk voortgegeaan met krotvervanging, geleidelijk in verband met den financieelen noodtoestand, die op ruime schaal aanvatten van het euvel van keten en krotten niet toelaat. Een vestigingsverbod acht de ondergeteekende hoogst bezwaarlijk en in ons rechtsbestel niet wel bestaanbaar, hoezeer het op zich zelf wenschelijk is, dat zich geen grooter bevolking ergens vestigt dan waarvoor een bestaansmogelijkheid aanwezig is.

De ondergeteekende kan ten aanzien van woonschepen evenmin als ten aanzien van woonwagens eenigen maatregel treffen; de wet op de woonwagens en woonschepen ressorteert onder het Departement van Tustitie.

De ondergeteekende bevordert zooveel mogelijk, evenals zijn ambtsvoorgangers, dat bouwplannen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Woningwet en de daarop rustende verordeningen. Blijkt van strijd, dan wordt ingegrepen, maar men bedenke hierbij wel, dat primair deze aangelegenheid geheel ligt in handen van de gemeentebesturen. Dikwijls wordt de Regeering tijdig in den strijd gemengd; het komt ook voor, dat dit te laat geschiedt en ingrijpen te zwaar zou treffen. Het in het Voorloopig Verslag bedoelde geval te Wageningen is geruimen tijd, vóórdat de ondergeteekende als Minister van Sociale Zaken optrad, behandeld en beslist.

De ondergeteekende betreurt de schrapping van het subsidie voor het Nederlandsch Instituut voor volkshuisvesting, welks werkzaamheden hij waardeert. De nood van dezen tijd dwingt echter helaas tot dergelijken bezuinigingsmaatregel.

WETSONTWERP TERUGVORDERING HYPOTHEEK

Bij Koninklijke Boodschap van 18 October 1.1. is een wetsontwerp ingediend, houdende bizondere maatregelen ter voorkoming van onredelijke terugvordering van onder verband van hypotheek op onroerend goed uitgeleende gelden. Het ontwerp wil den hypothecairen schuldenaar de bevoegdheid verkenen om zich, wanneer van hem teruggave van de hoofdsom of tusschentijdsche aflossing wordt gevorderd, bij verzoekschrift tot den Kantonrechter te wenden, ten einde uitstel of wijziging te verkrijgen van zijn verplichting om aan die vorderingen te voldoen. Deze bevoegdheid zal echter ontbreken, indien de hoofdsom opeischbaar is geworden wegens nalatigheid van den schuldenaar in de betaling van de verschuldigde hypotheekrente of bij verplichte tusschentijdsche aflossing in de betaling van ten minste I "(i per jaar van de oorspronkelijke hoofdsom, dan wel wegens faillissement van den schuldenaar of gelegd beslag op het verbonden goed. Zoodra den schuldeischer afschrift van een tot den Kantonrechter gericht verzoekschrift zooals boven bedoeld heeft bereikt is geen uitwinning van het verbonden goed meer mogelijk.

De Kantonrechter kan een minnelijke regeling beproeven. Mislukt dit of acht de rechter dit overbodig, dan willigt hij het verzoek in, indien de schuldenaar aannemelijk maakt dat nakoming van zijn verplichtingen in verband met de heerschende buitengewone tijdsomstandigheden van hem in redelijkheid niet kan worden gevorderd, tenzij de schuldeischer door inwilliging meer zou worden benadeeld dan de schuldenaar door weigering daarvan of andere omstandigheden inwilliging onredelijk zouden maken. De beslissingen worden gegeven voor een door den Kantonrechter te bepalen termijn van ten hoogste één jaar. Na afloop van den termijn kan deze echter op verzoek van den schuldenaar door den Kantonrechter verlengd worden. Bovendien kan de Kantonrechter op verzoek van den schuldeischer zijn beslissing intrekken of een getroffen minnelijke regeling te niet doen, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, of als de schuldenaar in strijd rnet de beslissing of de regeling handelt, of als hij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.

Partijen kunnen tegen de beslissing van den Kantonrechter in