Het gedeelte der inboorlingen, evenals de markt westelijk gelegen, zal streng gescheiden blijven van de overige wijken. Een indeeling zal worden gemaakt volgens de godsdiensten en de rassen. Vanzelfsprekend dient rekening te worden gehouden met het verschil in bevolkingsaanwas der verschillende bevolkingssoorten.

De woonwijken der Italianen

In verband met de te verwachten emigratie der Italianen naar Abessinië zullen zich ook te Addis Abeba mettertijd Italianen van verschillende maatschappelijke rangorde vestigen, zoodat thans reeds een duidelijk onderscheid tusschen de verschillende Italiaansche wijken noodzakelijk is.

Het Noordelijk gedeelte, hetwelk klimatologisch het beste is, werd bestemd voor de meer kostbare bebouwing in villatype. Als minimum terreingrootte is 3000 mZ Vastgesteld. Voor de meer naar de stad toe gelegen gebieden is dit minimum belangrijk kleiner, hier kunnen dan meer economische typen een plaats vinden, echter steeds met voornaam karakter; zoo werd bijvoorbeeld aan de hoogere ambtenaren gedacht.

Oostwaarts van het stadscentrum heeft men de wijken voor den middenstand geprojecteerd. De dichtst bij het centrum gelegen zone is bestemd voor semi-intensieve bebouwing, waarbij ook aan rijen-huizen is gedacht; de afstand in lengte-richting tusschen twee blokken zou 16 meter moeten bedragen, de maximum lengte dezer blokken 30 meter, terwijl ten hoogste in drie verdiepingen zou mogen worden gebouwd. De meer afgelegen terreinen van dit Oostelijk gedeelte bieden alleen plaats aan vrijstaande woonhuis-typen: het bebouwde oppervlak zou niet meer dan gedeelte van het terrein mogen bedragen, de afstanden der zijgevels 12 meter, en de maximum hoogte zou slechts twee verdiepingen mogen bedragen.

Ten Zuiden van de stad zouden dan ten slotte de arbeiderswijken moeten verrijzen. In Italië worden deze huizentypen echter meestal gebouwd door zgn. ~Enti Parastatali”, d.i. gemengde ondernemingen, waarin deels kapitaal van den Staat, deels particulier kapitaal: algemeene voorschriften omtrent deze bebouwing zijn niet gegeven, omdat de wijze van bouwen rechtstreeks in overleg met deze instellingen wordt vastgesteld.

Door een groote centralisatie is het aantal dezer ~Enti Parastatali” tegenwoordig trouwens gering. Hierop komen wij mogelijk nog nader in een volgend artikel terug.

Parken

Zooals uit het hierboven gememoreerde omtrent de bestaande ~groene strooken” en parken volgt, hebben de ontwerpers getracht, deze bestaande natuurparken zooveel mogelijk te behouden. Groene strooken zijn overigens ontworpen als afscheiding tusschen de verschillende ~zónes van verschillende bebouwingssoort en langs de groote rivieren, om het pittoreske karakter ervan beter te kunnen bewaren. Ook is reeds gewag gemaakt van het park om de St. Georgiuskerk; een botanische tuin is gedacht in de parkachtige omgeving van het oude Ghebi. Een andere park-zóne is ontworpen in de omgeving der thermale bronnen, op welker touristische Waarde de nadruk zal worden gelegd. In het algemeen zij hier nog opgemerkt, dat door dë eischen aan de stad

te stellen, en door het natuurlijk gegeven, dat zoo rijk is aan een gevarieerde flora en boomgroei, geheel Addis Abeba als tuinstad is opgevat en dus kwistig van ~groene strooken” zal worden voorzien.

Binnenland

De volkshuisvesting in de Tweede Kamer

De splitsing in tweeën van de oude Afdeeling Volksgezondheid van het Departement van Sociale Zaken bracht mede dat dit jaar voor het eerst de beraadslagingen over de volkshuisvesting een afgerond geheel vormen. De belangstelling voor dit onderwerp bleek echter gering te zijn: slechts vijf Kamerleden voerden hierover het woord, waarbij het grootste deel van den tijd wederom moest worden gewijd aan enkele oude kwesties, die van jaar op jaar hangende blijven.

Daar was in de eerste plaats de krotopruiming en de vraag of de achteruitgang van het tempo daarvan het wenschelijk maakt dat Woningcommissies op den voet van art. 24a der Woningwet worden ingesteld.

Ook thans waren het de Heeren Drees en Steinmetz, gesteund door den Heer Sneevliet, die op krachtige krotopruiming aandrongen en de daling van de cijfers in verband brachten met het uitblijven van een regeling ex art. 24a. De geheele reeks van argumenten, die voor instelling van Woningcommissies pleiten werd door deze sprekers nog eens samengevat, maar zonder resultaat. De Minister handhaafde zijn afwijzend standpunt met dit verschil bij het vorige jaar, dat hij thans het betoog van zijn tegenstanders nauwelijks heeft bestreden. Slechts wees de Minister erop dat hij een toezegging van zijn ambtsvoorganger op dit punt niet in de stukken heeft kunnen vinden, en dat in elk geval de vorige Minister geen haast heeft gemaakt om die toezegging uit te voeren, immers hij heeft daartoe ruim een jaar gelegenheid gehad. De eenige opmerking waar de Minister overigens op inging was deze dat het openen van de mogelijkheid tot de instelling van Woningcommissies een belangrijke rol heeft gespeeld bii het totstandkomen van een meerderheid voor de opheffim der Gezondheidscommissies. De Minister ontkende dit niet rechtstreeks; ..maar het openen van de mogelijkheid van de instelling van de Woningcommissies is nog iets geheel anders dan ze werkelijk in te stellen”.

Een onderwerp, dat eveneens telkens opnieuw ter sprake moet komen is de verlaging van de rente van bij de Rijksfondsen gesloten leeningen voor woningbouw. Geruimen tijd geleden heeft de Minister reeds een Kon. Beshut in het vooruitzicht gesteld, waarbij die rente per 15 September 1936 tot 4% zou worden teruggebracht. Naar aanleiding van vragen hieromtrent van de Heeren Steinmetz en Drees handhaafde de Minister nu zijn toezegging op dit punt; ook de datum van ingang blijft 15 September 1936.

En in de derde plaats de huurverlaging van Overheidswoningen zonder Rijksvoorschot of -bijdrage. De voorgeschiedenis van de wijze van financiering van deze woningen werd nog eens in herinnering gebracht. De Minister beriep zich thans op de bekende circulaire van 1925 vroeger een hoofdargument van zijn tegenstanders en legde er den klemtoon op dat er onder de garantiewoningen een aantal zijn, waartoe de Regeering nooit haar medewerking zou hebben verleend. ~En wanneer ten aanzien van die woningen huurverlaging moet plaats hebben, dan moet dat door de gemeenten zelf worden gefinancierd.”

Ook de algemeene beschouwingen over de der Regeering bewogen zich grootendeels langs de oude banen. De Heeren Steinmetz en Drees drongen aan op krachtigen aanbouw van Woningwetwoningen, terwijl Mej. Katz den Minister bijviel, waar deze het particulier initiatief als primair, den overheidsbouw als aanvullend beschouwt. Zij wees bovendien op de zware gemeentelijke lasten en op de geringe geneigdheid der gemeenten om mede te werken aan de uitvoering van de Rijks tweede hypotheekregeling en vroeg den Minister hieromtrent met de gemeentebesturen in overleg te treden.

Bij aanbouw van nieuwe goedkoope woningen, zoo zeide de Minis ter, moet met beleid te werk worden gegaan, omdat zoo vele goedkoope woningen, die nog goed bewoonbaar zijn, leeg staan. In een bepaald geval, door den Heer Steinmetz te berde gebracht, betreffende de R.K. Bouwvereeniging ~Het Oosten” te Amsterdam heeft