overtreft toch alles wat in Zeist of Bosch en Duin te maken is. Maar ontwerp een stelsel van groenstrooken, waarin een organisch verband te vinden is, dat als een fijnvertakt aderenstelsel, zorg draagt voor de verbinding met het prachtige natuurgebied, buiten de woonkernen.

Stellig is de ontwerper in deze opdracht geslaagd. Deze natuurstrooken zijn in verbinding gebracht met den tuin van Het Slot te Zeist en met het Zeisterbosch; bovendien zooveel mogelijk met de groote, op het plan als zoodanig bestemde, buitenplaatsen: al het water, dat Zeist aan vaarten en vijvers bezit, is er vrijwel in opgenomen. Het woord zal in de toekomst zijn aan het gemeentebestuur. het is één zaak, groenstrooken op een uitbreidingsplan te ontwerpen, het is een andere zaak de groenstrook tot publiek domein te maken. Deze strooken kunnen immers volgens het uitbreidingsplan niet worden bebouwd, maar dit is niet voldoende, om deze terreinen inderdaad tot wandelwegen en ontspanningsgebied in ruimen zin te maken. Derhalve zal het streven er op gericht moeten zijn deze strooken geleidelijk aan tot gemeentebezit te verheffen.

De toepassing van de ontworpen schadevergoedingsverordening en van de verordening, regelende de exploitatie van bouwterreinen, zal de realisatie van dit streven vergemakkelijken.

Tot slot van mijn artikel wil ik nog mededeeling doen van de moeilijkheid, die zich heeft voorgedaan bij de behandeling van de buitenplaatsen. In de nabije geschiedenis is gebleken, dat zonder ingrijpen van de overheid, vroeg of laat alle buitenplaatsen, gelegen in de nabijheid van de kom der gemeente, worden verkaveld en bebouwd met villa’s met 500—1000 terreinoppervlakte. Dit beteekent een volkomen verlies van een aspect, dat tot de meest karakteristieke trekken behoort van de gemeente Zeist. Mag men dit lijdelijk toelaten? Andererzijds wekt een bevriezing van den huidigen toestand een onmogelijk maken dus van iedere verkaveling een begrijpelijke reactie van de zijde der eigenaren, zelfs dan, wanneer deze verkaveling heelemaal niet aan de orde is. Daarbij laat het zich aanzien, dat buitenplaatsen van 10^ ha, in de onmiddellijke nabijheid eener zich snel uitbreidende gemeente gelegen, op den duur niet als zoodanig zullen bewoond blijven, in verband met de economische omstandigheden van de eigenaars. Een bevriezingssysteem zou dus tot gevolg hebben, dat de buitenplaatsen geen levende deelen meer zouden vormen in het gemeentelijk organisme, dat zij het karakter zouden aannemen van musea. De gemeente Zeist heeft, na rijp beraad en veelvuldig overleg, een oplossing gekozen, waarbij men uitging van de gedachte, dat verkaveling nog niet aan de orde is, dat het echter van groot belang moet worden geacht, dat het aspect van buitenplaats bewaard blijft, dat zulks mogelijk is ook zonder dat het geheele terrein onbebouwd en in één hand blijft: dat echter zonder grondige kennis van het terrein een verkavelingsplan, hetwelk aan hooge eischen van natuurparkaanleg voldoet, niet te ontwerpen is, zoodat het derhalve in de rede ligt het maken van dit verkavelingsplan uit te stellen tot dat hieraan werkelijk behoefte zal bestaan. Dit uitstel is echter alleen toelaatbaar, als reeds thans vast komt te

staan, dat men bij de toekomstige verkaveling, het aspect van buitenplaats wil behouden.

Het resultaat al dezer overwegingen was, dat de buitenplaatsen, vier in getal, met een totale oppervlakte van ruim 90 ha, in het uitbreidingsplan zijn opgenomen, zonder dat de bestemming in onderdeelen is aangegeven, dus alleen de bestemming in hoofdzaak (zie art. 36, 3e lid der Woningwet en art. 11 van het Woningbesluit), waarbij een toekomstige bebouwingsdichtheid is voorgeschreven van drie woningen per ha en een bebouwingscoëfficient van 0,50. T.z.t. zal de bestemming in onderdeelen dus als partieel uitbreidingsplan in het algemeene plan op te nemen aan deze bepalingen moeten voldoen.

De door het gemeentebestuur ontworpen regelen voor de exploitatie van bouwterreinen waken tegen het leggen van onevenredig zware lasten op de grondeigenaren.

Moge het Zeister uitbreidingsplan in de toekomst in de handen van een waakzaam gemeentebestuur het doeltreffende middel zijn, om een woongebied te beschermen, dat van belang is voor geheel ons volk.

Een wet inzake de stedebouwkundige hervorming van Duitsehe steden

door Dr. Ing. P. A. Rappaport

Wij hebben reeds herhaaldelijk mededeelingen gedaan over de belangrijke nieuwe stedebouwwetten, die de Duitsehe regeering in de laatste jaren uitgevaardigd heeft. Thans heeft de Rijksregeering op 4 October 1.1. een ~Gesetz über die Neugestaltung deutscher Stadte afgekondigd, die bij eerste lezing bijna onschuldig schijnt en toch van buitengewoon verstrekkende beteekenis is. Bijna nog meer dan de wet zelf beteekent de wil tot grootschen stedebouwkundigen arbeid, welke achter deze nieuwe wet staat.

Het was reeds lang bekend dat de Duitsehe regeering tot een monumentale uitbreiding, in de eerste plaats van vier groote Duitsehe steden wilde overgaan, namelijk Berlijn, München, Hamburg en Neurenberg. Voor Hamburg waren de voorwaarden door een annexatiewet op groote schaal geschapen, die Altona en een reeks andere plaatsen met Hamburg tot een groot gebied vereenigde, dat één geheel vormt. Voor Berlijn was de onmiddellijke voorbereidende arbeid met de aanstelling van een specialen Rijksambtenaar, den ~Generalbauinspektor für Berlin” in Januari van dit jaar aangevangen. In München zijn de groote stedebouwkundige hervormingen krachtig begonnen door den bouw van de partijgebouwen. In Neurenberg zijn de reusachtige bouwmaatregelen buiten het tegenwoordige stadsgebied bekend, die het kader vormen voor den jaarlijkschen Rijkspartijdag. Maar al deze maatregelen zijn slechts eerste stappen. De plannen gaan buitengewoon veel verder: afbraak van oude stadswijken, het doorvoeren van groote verkeersbanen, voor alles echter het scheppen van geweldige, monumentale bouwwerken, zijn het doel van de hervor-

1) Vgl. 1936, Nr. len6, en 1937, Nr. 6.